497 De expeditie was overigens goed uitgerust; alleen wijst de Schr. op het gebrek aan voldoende Artillerie. Ook de Marine werd door de beste schepen vertegenwoordigd. Wij vinden nog vermeld, dat de Indische Kegeering en het Opperbe stuur van 1871 te weinig rekening hebben gehouden met de mogelijkheid eener ernstige botsing met Atjeh. De groote geheimzinnigheid, waarmede de expeditie werd uitgerust, heeft, volgens 's Schrijvers oordeel, nadeelig gewerkt op de uitrusting; o. a. op die der compagnie Mineurs en Sappeurs. Wij vermeenen echter, dat het geheim vrij publiek was. En boven dien gelooven wijdat het bevel tot het uitrusten eener belangrijke over- zeesche expeditie voldoende is en de uitrusting tamelijk hetzelfde, waar heen die expeditie ook bestemd worde. Wij zijn nu genaderd aan het vijfde Hoofdstuk, waarin de eerste expe ditie van de inscheping tot aan .de landing wordt behandeld. Eene order van den Opperbevelhebber trekt onze aandachtwaarbij de kolonel Yan Daalen, bestemd om, zoo noodig, den Opperbevelhebber te vervangen, benoemd werd tot commandant van het hoofdkwartier en vast president van den krijgsraad te velde. (Bladz. 83.) Wij lezen daarna over de eerste verkenningen vóór het debarquement en treffen eene beschrijving aan van de landing. De Schr. roemt de dapperheid van de troepen tegen eenen ongewoon vermetelen vijand. Onze eerste verliezen worden door hem toegeschreven aan onbekendheid met 's vijands kracht; aan de optimistische verwachtingen, welke omtrent den vermoedelijken tegenstand heerschten, en aan de gebrekkige organi satie van ons Leger. In het algemeen wijdt hij den tegenspoed meer aan omstandigheden dan aan personen en vermeent hijdat het gemis aan eenen goeden Generalen Staf zich sterk deed gevoelen. Wij volgen thans den Schr. bij het oprukken op den 10en April; het herhaalde malen nemen van den missigithet sneuvelen van den generaal Kohier en de komst van den kolonel Van Daalen bij de ageerende colonne. Na eene verkenning op den 15en April en den aanval op de zoogenaam de voorliggende versterkingen, werd een krijgsraad belegd en besloten naar het strand terug te keeren. Wij achten het overbodig, vooruit te loopen op het oordeel van de lezers. Wij meenen hiermede voldoende de wijze van uitvoering van het werk te hebben medegedeeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 508