502
Op bladz. 230 wijst de Schr. ons op verschil van gevoelen tussehen
den Opperbevelhebber en den tweeden Bevelhebber omtrent den te vol
gen weg.
Naar onze meening heeft de Opperbevelhebber zijne motieven, om zich
eerst van de monding der Atjeh-rivier te verzekeren, in zijn in 1880
uitgegeven werk: vDe waarheid over onze vestiging in Atjeh," voldoende
uiteengezet.
Wij vinden op bladz. 249 nog: „Tot gemeenschap tusschon de beide
oevers, was men bezig eene tijdelijke schraagbrug van pinangstammen
te maken.
Aangezien op den rechteroever, op 15- a 1600 passen ten zuiden van den
postenketen, versterkingen door den vijand werden aangelegd," enz.
Bit moet zijn linkeroever. (Zie bladz. Ill van het werk: vDe Lui
tenant-Generaal J. van Swieten contra den Luitenant-Generaal G. M.
Verspijck
Verder: Kolonel Wiggers van Kerchem werd beschoten van de
overzijde der rivier, waarom hij stelling had doen nemen op den
rechteroever.
Dit is niet juist. Het moet volgens de beginselen van de geographie zijn:
op den linkeroever.
Op bldz. 254 staat: „In zuidoostelijke richting was deze vlakte be
grensd door," enz. De Schr. vermeldt hier de goede richting, hoewel
in den Javasche Courant van dien tijd staat: Zuidwestelijke richting.
Op bldz. 262: „In de stelling van Lemboe zouden een paar com-
pagniën achterblijven; met de overige in die stelling aanwezige troepen
zou de tweede bevelhebber in westelijke richting oprukken; niet langs
de rivier om zoo weinig mogelijk van de overzijde te worden gezien
maar langs den kampongrand, zooals nader door den tweeden bevelhebber
zou worden bepaald."
Dit komt niet overeen met de order uit de aanteokening van den sous
chef van den staf. Zie bldz. 119 van: „Z)e Luitenant-Generaal J. van
Sudeten contra den Luitenant-Generaal G. M. Verspijck."
Verder vinden wij in het werk van den majoor Ivi el stra op dezelfde
bladzijde: „de generaal Verspijck wees er op, dat de versterking, waar
op het linkerhalf 3de bataljon den vorigen middag gestuit was en die tusschen
Penajoeng en Lemboe in moest liggen, genomen zou moeten worden."
Dit is fantasie. Zelfs de generaal Verspijck zegt dit niet in zijn
werk: Generaal van Swieten en de Waarheid."
Op bldz. 302 vinden wij„De brigade-commandant zond dienvolgens