41 - gezag van weleer zien wegzinken en, betrekkëlijkerwijze gesproken, bij gelegenheid hunner pensionneering dus eigenlijk veel lager komen te vallen dan een anderdie, geen ambtenaar zijndedoor bijzondere omstandigheden tot het werkeloos leven moet wederkeeren. Ging voorheen de Inlander reeds op verren afstand voor het gouden of zilveren galon ter zijde van den weg nadat de toewan-residen of toewan-cornel voor immer het witte jasje als zijn dagelijksche tenue is gaan beschouwen, is het autoriteitsontzag tegenover hem van den Inlander vrij wel te gelijk met sabel of degen, pet of steek ver loren gegaan. Men zegge daarvan nietdat zulks den gewezen ambtenaar geheel onverschillig is of bijster licht door hem geteld wordt. Menschen op leeftijddie een kwart eeuw met gestadige, zij het ook langzame rangsopklimming, in de gegoede ambtenaarswereld door brachten, vallen bij onvrijwillige pensionneering zelfs nog dieper, dan zij zich zeiven zouden willen bekennen. Verlaat nu bij pensionneering b. v. de luitenant-kolonel (wij doen slechts een greep uit de ambtenaarswereld) den Indischen archipel en vestigt hij zich op een vlek of dorp in Nederland, dan blijft hij daar tot aan zijn dood een der meest notabelen der gemeente: de- n-Overste un den Oost, die ozoo veel gezien en ondervonden heeft. Geen straatjongen zal er zijn, die den vreemdeling niet zal weten te zeggen, dat ginds aan den overkant de- n- Overste uit den Oost voorbijgaat. Men gekschere alweder niet over het o.a. door straatjongens op een dorp te betoonen aanzien, en men vrage zich eens af, hoe de assistent-resident of majoor uit Indië zich gevoelt, wanneer hij door een straatjongen in den Haag of Amsterdam gesommeerd wordt, ten halven lijve voortaan ook voor hem uit te wijken. Desalniettemin en evenwel nochtans verkiest de- n- Overste niet dat Hollandsche dorp en wil hij van geen Baarn, Bloemendaal of Brummen hooren, maar geeft hij er beslist de voorkeur aan, om ach nabij een Javaanschen of Maleischen kampong maatschappelijk te gaan begraven, en ten leste, vergeten ook door zijne Indische kennissen en vrienden, voor goed in den grafkuil neergelaten of onder een klapperboom gedeponeerd te worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 52