527
een zeer bruikbare Indische Tactiek voor den dag zoude komen.
Het kan niet anders, of het houden der door ons bedoelde con-
ferentiën zoude een schat van bouwstof te voorschijn doen treden.
Wat de eene officier van den Dnjak in hoofdtrekken zoude weten
te verhalen omtrent zijne vechtwijze, zijn systeem van bentings aan
leggen, zijn graad van geoefendheid in het schieten, zou de
ander van den RedjangerAtjeher of Balinees kunnen vertellen.
Weet eenmaal de officier uit zijn tactischen leercursus, op welke
wijze onze troepen onder Steinmetz en Wales on met de Boniërs
hebben kennis gemaakt, dan is hem meteen bekend, wat hij te ge
legener tijd van een Wadjorees te wachten heeft.
Kan hij in zijne „Tactiek" opslaan, hoedanig, in groote trekken,
de Sumatraan tijdens de expeditie in de Pasoemah zich verdedigd
heeft, dan weet hij reeds bij voorbaat, welke chicanes b. v. hij in den
vervolge in de Palembangsche Bovenlanden zal te overwinnen hebben.
Uit den aard der zaak bevatten ook de bij den Generaleu Staf
opgelegde archiefstukken dienaangaande veel wetenswaardigs, ter bepa
ling der tegenover de Inlandsche volkeren toe te passen gevechtsleer.
Zoo zal uit de eigenaardigheden, die de Javaan in den oorlog
aan den dag pleegt to leggen, blijken, dat b. v. de marschbeveiliging
en het voorpostenstelsel tegenover hem anders behoort te zijn als
tegenover den Atjelieren zal de wetenschap der betrekkelijke oor-
logswaarde van de verschillende menschenrassen, die in het I n dis ch e
Leger vertegenwoordigd zijn, den bevelvoerenden officier aanwijzen,
of hij bij voorkeur Inlanders, dan wel Europeanen bij de reserve
eener gevechtscolonne zal indeelen.
Zoo zal een Indische Tactiek dienen te behelzen, in hoeverre
de JavaanMaleierPajakBoeginees van overvallingen en hinderla
gen, zoo ook over het algemeen van schietgeweer of klewangaan-
vallen pleegt gebruik te maken en of b. v. de van hen bekende dosis
moed en onversaagdheid het noodig maakt, in mindere of meerdere
mate op zijne hoede te zijn tegen nachtelijke overrompelingen.
Of dan, zoo hooren wij vragen, onze officieren voorheen het zoo
slecht tegenover den vijand hebben gemaakt en of zij te velde, ook
zonder een Indische Tactiek, niet immer, zooals de luchthartige