535 markten zijn op een Indische 11 pasar van nul en geener waarde. Tot besluit nog een woord, ter verklaring waarom ook wij, nu ons de Veclitivijze enz. van majoor Yan R ees te zeer verouderd voorkomt, ijveren voor het op touw zetten van een nieuw voorschrift omtrent de gevechtsleer voor het I n d i s c h e Leger. Bij geen enkel leger in Europa bestaat, gelooven wij, een codex van Tactiek. Wijselijk laten de oorlogsdepartementen de theoretische Tactiekcul tuur aau de particuliere nijverheid over en volstaan zij slechts met van tijd tot tijd een in de taal van het eigen land nieuw uitgekomen werk, dat hun aanstaat, den officieren ter bestudeering aan te beve len. Zoo heeft het Nederlandse he Leger in de laatste 25 jaren een Tactiek van Yan Muiken en van Knoop gehad en is het thans aan het tactieken a la He Ylaming. De officieuse gevechtsleer van het Nederlandsche Leger heeft echter uit den aard der zaak zulk eene groote overeenstemming met die van iedere andere Eur opeesche mogendheid, dat de N e- derlandsche officier met evenveel succes een Yon Scherff of Lewai, als een De Vlaming kan ter hand nemen. Zelfs is de stroom van tactische leerboeken in de laatste tien jaren in Europa zoo aanmerkelijk groot geworden, dat het voor een officier eigenlijk niet meer te doen is, deze alle nauwgezet te bestudeeren. Geen enkel oorlogsministerie in Europa behoeft er- dus aan te denken, om ten overvloede nog eene officieele Gevechts leer uit te geven, dewijl, wij herhalen het, de markt van dat artikel overvol is en de officier, die Fransch en Duitsch verstaat, keus en keur heeft, om zich tactisch verder te bekwamen. Het Indische Leger staat evenwel ten deze op een geheel ander standpunt. Dat Leger bevecht in den regel onbeschaafde volkeren, die den oorlog op eene geheel andere wijze als de Europeaan voeren. Dat Leger heeft b. v. eene artillerietactiek toe te passen, die kwalijk in Europa zoude na te volgen zijn. Met het bestudeeren van een Lewal of De Ylaming kan der-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 546