570 Den ruimeren boog te trekken met den Kraton als middelpunten Koerong Raba en Moesapie tot uiteinden, komt, nu de bevolking geene blijken geeft het vechten moede te zijn, vrij wat minder wenschelijk voor. De boogdie in dat geval zou moeten bezet wordenzou eene leng te hebben van ongeveer 25.000 meters of vier en een half uur, de straal eene lengte van ongeveer 6000 meter of een uur en vijf minuten. Ver der dan een paal, 1506 ellen, zou men de onderscheidene posten moeijelijk van elkander kunnen verwijderen enkele tusschenposten zouden noodig zijn; wegen zouden niet alleen van het middelpunt naar iedere sterkte, maar ook tot onderlinge verbinding dezer laatste moeten aangelegd en het terrein schoon gekapt wordengebouwen zou men moeten oprichten geschut, krijgsbehoeften en levensbehoeften aanvoeren, en eindelijk ieder dier posten voorzien van eene bezetting, geëvenredig-d aan den grooteren afstand van de hoofdsterkte, en de noodzakelijkheid om bestand te zijn tegen verrassing. Heeft de schrijver, bij het vormen van zijn plan tot liet aanleggen van een verschanst kamp om den Kraton, aan al die be zwaren gedacht? Wat mij betreft, ik geloof niet dat hij een bijzonder zwak heeft voor nadenken. Thans zegt de Heer Pompe van Meer der voort, dat liet postenstelselzooals men het te Atjeh heeft toegepast, niet heeft voldaan. Wie waarschuwde, gedreven door gehechtheid aan Vaderland, Indië en Leger, tegen die toepassing? Kon niet reeds in 1876 geconstateerd worden, dat alleen binnen Longbatta Missigit de verliezen, van en met 2 Januari 1875 tot en met 26 November van dat jaar, 56 dooden en gewonden be droegen, en dat, van en met 27 April 1874 tot en met 31 De cember 1875, binnen onze versterkingen, 156 personen gedood en verwond werden, waarvan slechts 19 in den Kraton; de laatsten van af dien 27sten April tot en met October 1874. Dit alles zonder mede te rekenen de veel grootere verliezen bij het nemen en oprichten der nieuwe posten, het schoonhakken van het terrein en het patrouilleeren om en het corveën buiten dezelve. Kon ik niet reeds toen de volgende vragen stellen Atjeh gedcrexde de tweede expeditie en later. Batavia, O g- i 1 v i e Co. 1876'

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 581