571 Heeft het aanleggen van al die gedetacheerde fortjes, dio thans het door ons bezette terrein moeten vrijwaren tegen de aanvallen des vijands, niet gestrekt tot versnippering onzer macht? Is de oorlog er door geëindigd? Zijn de bezettingen dier fortjes niet in een voortdurende spanning en verplicht tot het uitoefenen van een afmattenden veiligheidsdienst? Bedroeg het aantal onzer strijders niet reeds m December 1875, juist zooals ik voorspelde, 6000 en is het na het bezetten der 2° linie niet tot ruim 8000 gestegen? Is daardoor de oorlog geëindigd? Staat 't niet te vreezen, dat eene nieuwe uitbreiding die cijfers nog aanzienlijk zal doen stijgen? Meent men, dat, wanneer 't geheele landniet door onderhande lingen—maar te vuur en te zwaard zal zijn ten onder gebrachtalles zal zijn afgeloopen Heeft men nooit gedacht aan Algiers met zijne 2/2 mil- lioen zielen [Daar] „had de strijd zestien jaren geduurd, duizenden en weder duizenden menschenlevens gekost en schatten verslonden. Algiers was onderworpen. Hoe? Dit wordt aangetoond door de menigte van expeditiën, die sedert zijn noodig geweest en de tienduizenden krijgers, die jaar op jaar moes ten worden gezonden om het veroverde land te behouden. De inboor lingen slonken weg. In 1874 bedroeg hun aantal nog slechts ruim twee millioen, in stede van, zooals in 1830, ruim twee en een half millioen. Daarentegen was de Europeesche bevolking in 1874 gestegen tot 250.000 zielen. Zestig duizend soldaten stonden in dat jaar achter de 250.000 Europeanen, om deze tegen de 2.000.000 inboorlingen te beschermen. Desniettegenstaande was 1875 nog weder getuige van een nieuwen opstand. De cijfers zijn leerzaam. Eén soldaat tot bescherming van nog geene vijf kolonisten, en tot het in bedwang houden van 33 inboorlingen. Hoe groot is het zielental der Atjehneezen Zal de taakdie otisna het in strijd met de traditiën onzer voor vaderen' te vuur en te zwaard veroveren van het geheele landten deel valt, niet nog zwaarder zijn dan die, welke ivij thans volbrengen? (1) daarom, zoo zal men wellicht vragen, dat weder'in herinnering brengen van 't geschrevene in 1874 en 1876. 't Antwoord is niet moeilijk. Omdat hetgeen toen voorspeld werd precies is uitgekomen, (1) Ik cursiveer. Laat een onpartijdige thans, zeven jaren later, eens antwoor den op de toen gestelde vragen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 582