577
Onder de zeer talrijke oorzaken en invloeden, die bij 's schrijvers
elementaire beschouwing toch wel vermeld konden worden, vinden
wij o. a. niet:
Zwaartekracht, luchtweerstand, rotatie, botsingen in de ziel, vorm
van het projectiel, mogelijke verschillen in lading of in de spankracht
der ontwikkelde gassen, trillingen van het metaal van den loop, enz.
enz.; of zijn dat alle uitwendige invloeden?
Ook verwart schrijver herhaaldelijk de kogelbaan van het infan-
terie-geweer met de gemiddelde baan eener vurende massa, 't Is
toch duideljjk dat juist op de spreiding, niet op die van den kogel,
voor welks baan men de ballistische vergelijking opmaakt, maar op
die van een groot aantal gelijktijdig op een zelfde doel vurende
schutters de theorieën gebaseerd zijn voor het „vuur op groote af
standen". Daarbij beschouwt men immers niet meer de uitkomsten der
schoten, achtereenvolgens gedaan uit één geweer, maar den bundel
projectielen, voortgeslingerd uit een aantal geweren gelijktijdig. Is
het dus voor het eerste geval wenschelijk, dat de spreiding zoo gering,
zoo klein mogelijk zij, in het tweede geval zou de uitwerking al heel
gering zijn, wanneer werkelijk al die projectielen op een zelfde doe
samenkwamen. Doch ook deze theorie hier verder te ontwikkelen,
ligt niet in onze bedoeling.
„Groote gebreken met opzicht tot de trefkans zal men in het wapen
en in de munitie dienen te zoeken".
Onder die „gebreken met opzicht tot de trefkans" komen voor:
„gebrek aan symetrie van het wapen";
Wat is dat?
„gebrek aan harmonie tusschen dit metaal (van den kogel) en het
„wurgen";
En dit?
„de patroon"; ook al een gebrek met opzicht tot de trefkans
„veerkracht van gassen en luchttrillingen;"
een gebrek in het wapen of in de munitie?
En eenige regels verder:
„De vizierlijnen zullen hoe langer hoe meer met de as van den
loop samenvallen, en wanneer men die evenwijdig aan het terrein