ANTWOORD VAN SITA DEWI AAN DEN SCHRIJVER VAN: ENKELE AANTEEKENINGEN OP DE VUREN VAN DE INFANTERIE. Critiek of opmerkingen over mijn opstelDe Vuren van de Infan terie zouden mij volstrekt niet verwonderd hebben. Ik schreef het n. 1. in Mei jl. en heb na dien tijd weer zóóveel over Vuren gelezen, dat op sommige punten mijne zienswijze aan merkelijk is gewijzigd. De aanmerkingen, door den Heer K. gemaaktzijn echter wel wat gezocht. Ik was dan ook eerst van planze niet te beantwoorden. Ik had dat voornemenomdat ik niet begreep, welke strekking die aanteekeningen hebben. Critiek kan ik het niet noemen. Iemand toch, die critiseert, weerlegt punten, maar zegt niet: ik begrijp het niet. Juist omdat ■er een massa officieren zijndie het niet begrijpennoemde ik alle punten op, waarover men met het oog op de Vuren studeerenmoet. Ware de Heer K. wat minder voorbarig geweest, dan zou hij in het „Vervolg" hebben kunnen vinden welke de bedoeling van het op stel is; n. 1.: aanmoediging tot studie. Niemand toch zal in eenige bladzijden eene degelijke verhandeling over De Vuren van de Infanterie verlangen. Bovendien zijn de aanteekeningen van den Heer K. hier en daar domze getuigen van totaal gebrek aan belezenheid. Zijne meerdere kennis blijkt in ieder geval niet uit zijne aanteekeningen. Ook logica schijnt niet het fort van den Heer K. te zijn. Ook met het oog op de omstandigheid, dat met deze aflevering de 14e jaargang wordt besloten, hebben wij vermeend, Sita Dewi in de gelegenheid te moeten stellen, dadelijk te repliceeren. Tot ons leedwezen heeft plaatsgebrek ons belet, te voldoen aan zijn verzoek, 0111 het reeds in Juli jl. door ons ontvangen Vervolg" op „De Vuren van de Infanterie" insgelijks in deze Afl. op te nemen. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 593