- 51
Zooveel is zeker, dat de artillerie tegenwoordig, dank zij de gra
naatkartets, zoodanige uitwerking kan veroorzaken, dat op de plaats
ruimte, waar haar projectielbundel neervalt, binnen korten tijd ieder
levend doel geheel vernietigd moet zijn.
Het oogmerk van het inschieten is geen ander, dan te trachten,
het doel zoo spoedig mogelijk in dien verderfbrengenden projectiel-
bundel te plaatsen. Is dit eenmaal mogen gelukken, dan behoort
ook ten spoedigste het granaatkartetsvuur aangevangen te worden.
Is de afstand door granaten werkelijk goed benaderd, dan. kan de
uitslag van don strijd tegen ieder zich niet bewegend levend doel,
binnen het werkzaam granaatkartets vuur, niet twijfelachtig zijn.
En hiermede zijn wij gekomen tot de groote bestaansvraag der
artillerie, waar deze tegen artillerie in het strijdperk treedt, welke
vraag met anders luidt dan: Welke artillerie is het eerste ingeschoten?
Natuurlijk zal de infanterie, zoodra zij zich binnen het bereik van
het vijandelijke granaatkartetsvuur bevindt, wel trachten, daarin
met langer dan dringend noodzakelijk is stilstaande een gemakkelijk
te vernielen doel op te leveren.
De oprukkende infanterie maakt een herhaald inschieten noodzake
lijk, want, hoe juist men zich ook moge hebben ingeschoten, spoedig
komt het doel weder buiten de lengtespreiding van het geschut, en
iet bevindt zich dus slechts weinige oogenblikken in de krachtige
uitwerking van den projectielbundel, zoodat men daarvan geen ver
nieling kan verwachten. Maar bij herhaling zal de artillerie trachten,
iet doel binnen een nieuwen projectielbundel te brengen, waarin
het telkenmale ongeveer een halve minuut moet vertoeven, en zullen
de verliezen dan spoedig zóó gewichtig worden, dat de moreele kracht
ontbreekt, zich nog eenmaal binnen dat artillerievuur te wagen, veel
minder den projectielbundel door te marcheeren. Hoogstens zal de
infanterie, ten bewijze van haren moed, dan blijven stand houden,
en juist daardoor der artillerie gelegenheid verschaffen, no°- meer
vernietigend op te treden.
Ook hier dus, bij den strijd der artillerie, zien wij de beslissende
werking van het artillerievuur weder afhankelijk gemaakt van de
vraag, of het haar gelukt, zich spoedig in te schieten.
Is het dus juist, dat werkelijk aan de snelheid van het inschieten