RECHTSPRAAK IN MILITAIRE ZAKEN.
Feitelijke Insubordinatie. Dronkenschap. Vrijspraak.
(Artt. 100 en 16 C. W.)
De Krijgsraad;
Gezien de stukken der procedure
Gehoord den beklaagde;
Gehoord den Auditeur-Militair iu zijn schriftelijk overgelegde
voordracht, strekkende, dat de krijgsraad zich vooralsnog onbevoegd
moge verklaren, van de tegen den beklaagde G., boven nader omschre
ven, ingebrachte klacht kennis te nemen; met verwijzing der zaak
naar den disciplinairen rechter, om beklaagde krijgstuchtelijk te cor-
rigeeren; met véroordeeling van den Lande in de kosten van het
rechtsgeding
Overwegeude, dat blijkens klacht dd. 14 Augustus 1882, opge
maakt door den wachtmeester B., beklaagde, die voor dezeD krijgsraad
terechtstaat, wordt beschuldigd, dat hij 's avonds omstreeks 9 uur,
op den 13e" Augustus 11., den wachtmeester B. bij de keel heeft
gegrepen en tegen den muur gedrukt;
Overwegende, dat bij het gerechtelijk onderzoek de onder eede ge-
VONNIS,
gewezen door den daartoe benoemden krijgs
raad te
in zake
den Auditeur-Militair R. O,
contra
H. W. F. O., Algemeen Stamboek No.
oud 24 jaren, geboren te H. (Pruisen),
laatstelijk dienende als cavalerist 2e klasse
bytebeschuldigd van
feitelijke insubordinatie.