65
Gelezen den namens den appellant op den vierden November 1800
twee en tachtig gedienden eisch in appèl, waarbij wordt geconcludeerd
tot vernietiging of correctie van het vonnis a quo cumexpensis;
Nog gelezen de door den geappelleerde R. O. op den vijfentwin
tigsten November 1800 twee en tachtig gediende schriftuur van ant
woord in appèl, .waarbij wordt geconcludeerd, dat het Hoog Militair
Gerechtshof, met ontvangst van het appèl en vernietiging van het
vonnis, den beklaagde alsnog zal vrijspreken van de tegen hem in
gebrachte beschuldiging, met last dat hij onmiddellijk uit zijn arrest
zal worden ontslagen, ten ware hij om andere redenen in verzekerde
bewaring behoort te blijven, en met veroordeeling van den Lande in
de kosten der beide instantiën
Gezien de verdere stukken van den processe, zoo ter eerste instan
tie, als in appèl gediend
Overwegende, dat door het in deze gehouden gerechtelijk onderzoek
wettig en overtuigend bewezen is, dat de beklaagde op den 13»
Augustus ongeveer 9 uur 's avonds, in zwaar beschonken toestand, on
verhoeds en zonder dat hiervoor eeuige oogenschijnlijke reden bestond,
den wachtmeester B., zijn meerdere in rang, bij de keel gegrepen
en tegen den muur geduwd heeft;
Ovot wegende, dat thans onderzocht moet worden, of deze handeling
van den beklaagde daarstelt het misdrijf, voorzien bij artikel 100 van
het Crimineel Wetboek voor het Krijgsvolk te Lande
Overwegende, dat daartoe in de eerste plaats moet aanwezig zjjn
het voor het bestaan van elk misdrijf gevorderd vereischte, d°at de
dader heeft gehad den wil, om de strafbaar gestelde daad te plegen
on de wetenschap, dat hij ze werkelijk gepleegd heeft;
Overwegende alsnu, dat dit vereischte in deze ontbreekt, daar
beklaagde's verwering, dat h.j tijdens de handeling zóó dronken was,
dat hij niet wist wat hij deed, volkomen bevestigd wordt door de
getuigenis van den door hem aangeranden superieur, die bovendien
nog verklaard heeft, dat de verlichting ter plaatse van het gebeurde
zoo slecht was, dat beklaagde,waarschijnlijk niet heeft kunnen zien,
dat hij een meerdere vóór zich had;
Overwegende mitsdien, dat aangenomen moet worden, dat beklaagde
toen hij den wachtmeester B. bij de keel greep, den wil niet gehad