in zijn werk: „De algemeene beginselen van strafrecht", waarin
wordt geleerd, dat men bij dronkenschap gelijktijdig èn de graden
der meerdere of mindere hevigheid van dronkenschap èn de aan-
leidende oorzaken daarvan in aanmerking moet nemen.
Als een eersten graad namelijk beschouwt men zoodanige dron
kenschap, waarin de mensch gezegd wordt te verkeeren, wanneer hij,
als door den drank verhit en in het hoofd verward, zich aan daden
van onbedachtzaamheid en buitensporigheid overgeeft. Wat er ook
omtrent de oorzaken van zoodanige opgewondenheid moge te zeggen
zijn, zeker is het, dat zij hoogstens kan worden gelijkgesteld met
die, waarin de mensch bij zijn handelen gezegd moet worden, niet
volkomen het strafbare zijner daad te hebben gekendof in minder mate
naar vrijen ml te hebben gehandeld en dus dat daarbij geenszins
de bewustheid van denken en vrijheid van handelen zou kunnen ver
minderd zijn of wegvallen. Men spreekt dan in dat geval van on
volledige toerekenbaarheid
Tot dc personen, bij wie zoodanige onvolkomene zelfbewustheid
of minder vrije wilskracht kon plaats vinden, behooreu onder meer:
de doofstommendie, welke zorg men ook aan hunne opvoeding
moge hebben besteed, veeltijds zekere beperktheid van doorzicht aan
den dag leggen en zelfs bij genoten onderwijs mindere vatbaarheid
betoonende slaapwandelaars en degenen, die verkeeren in een staat
tusschen slapen en waken en in het algemeen allen, die bij be
krompenheid des verstands van mindere boosheid hebben blijk gegeven.
Als tweeden graad nemen zij dien toestand, waarin het verstand
beneveld is en de wilskrachten opgewonden zijn, in hooge mate, doch
Casper verhaalt in zijn practisch handboek der gerechtelijke geneeskunde van
zekeren Ghristopli Junger het navolgende geval van slaapdronkenheid, een toestand van
waken en slapen: Deze, een jongeling van 22 jaar oud, van een voorbeeldig gedrag en sol
daat van den Groot-Hertog van Hessen-Darmstadt, werd op 8 Januari 1824 aangeklaagd
van zich met de blanke sabel gewelddadig tegen een korporaal te hebben verzet»
Plotseling en op ruwe wijze gewekt, volgens zijn zeggen juist op het oogenblik dat hij
droomde op schildwacht te staan en hij zich verbeeldde dat een man op hem aankwam,
hem bij de haren greep en hem zijn geweer afnam, waarom hij, terwijl hij ketens hoorde
rammelen en dacht dat het een losgebroken krankzinnige was, dc sabel getrokken en
daarmede rondgeslagen had. Op dien grond beweerde hij van zijne daad van verzet
ten cenmale onbewust te zijn en werd, na rechterlijk onderzoek en krachtens rapporten
der deskundigen, ook op dien grond vrijgesproken