BESCHOUWINGEN OYER INDISCHE TACTIEK.
De gematigde opmerkingen en beschouwingen, door onzen kame
raad Herman gehouden in N°. 3 van den jaargang 1883, tengevolge
van een opstel onder hetzelfde opschrift als het bovenstaande, voorkomen
de in N°. 12 jaargang 1882, hebben mij in het geloof versterkt, niet
tevergeefs bij de Indische kameraden te zullen aankloppen, om hulp
en steun tot het verkrijgen van meer gevestigde ideeën betreffende
Indische tactiek en vechtwijze.
Aan Herman dus mijneu dank en de verzekering tevens, datik
me zeer veel van zijne medewerking voorstel.
Dat bij het eerste opstel nog veel ter opheldering en verklaring
diende gevoegd te worden, is zeker waar, doch de reden moet ge
zocht worden in het doel, dat men door het opstel trachtte te
bereiken, namelijk om polemiek uit te lokken.
Met de wandeltochten was het mij werkelijk ernst, en, werden zij
eens goed beproefd, dan geloof ik, dat men er zich spoedig mede
zou kunnen vereenigen; al mocht men, in de sociëteit gezeten, al
weinig lust gevoelen tot zulk eenen tocht mede te werken.
Het nut van die tochten zou hoofdzakelijk liggen in het tegengaan
van angstvallig marcheeren in de kampongs, wanneer men niet door
gidsen wordt geleid. Men zou namelijk leeren, dat het niets be-
teekent of men het tweede dan wel het vierde pad rechts inslaat;
dat men zich spoedig weer op den goeden weg in de gewenschte
richting zal kunnen bevinden, al mocht men voor een oogenblik
daarvan zijn afgeweken.
En dat die angstvalligheid niet weinig is af te keuren, kan men
nagaan, indien men kennis neemt van het volgende.
Een troep marcheerde langs een weg, dien men reeds meermalen
had afgelegd, doch bij toeval werd, in plaats van het tweede pad
rechts in zekeren kampong, het derde pad rechts ingeslagen.