101 „Is er ooit wel een machtspreuk der eigenbaat meer ondoordacht neer geschreven, dan deze: „„La critique est aisée et l'art est difficile""? „Hoe komt het anders, dat, terwijl een heirleger van recensenten en re- „eensentjes dagelijks de nieuwsbladen en tijdschriften met tal van beoor- deelingen aanvult, het aan slechts hoogst enkelen gelukt, om aan hun „kritische verslagen eene blijvende waarde te verzekeren? Alle kunst is „moeilijk, de kunst van kritiek evenzeer. Om eene goede kritiek te le- veren, is er meer noodig, dan „„dat men wel eens wat aan kunst, letter kunde ot' aan welk ander vak ook gedaan heeft"". Doch weinigen bezitten „de tact, de zelfkennis, die vereischt worden, om een taak van beoordeeling „af te wijzen, waarvan het onderwerp buiten den kring hunner studiën „lag of ligt. Kritieken zooals die, waarmede b. v. Potgieter en Simon „Gorter om geen der levenden boven anderen te onderscheiden de „letterkundige wereld aan zich verplichtten, blijven steeds uitzonde ringen." Het volgende onderwerp, door Brutus besproken, is het Militair On derwijs. Yeel van hetgeen hij daaromtrent aanvoert, wordt door ons beaamd. Brutus dwaalt echter, waar hij meent, dat de Militaire School te Me es ter-C or nel is gedeeltelijk zou zijn opgeheven. Wel is geheel opgeheven de Artillerieschool te Weltevreden, die steeds een kwijnend leven heeft geleid en sedert de reorganisatie der K. M. Academie in 1879, o. i. en wat ook Brutus en anderen mogen beweren, geen reden van bestaan meer had. Die Academie toch is thans in staat, om het officierskader bij de Artil lerie in Indiëaan te vullen en voltallig te houdenzelfs kan over eenigo jaren een overcompleet worden te gemoet gezien. In de behoeften aan Infanterie-officieren kan de Academie echter slechts voor 1/3 voorzien, terwijl zij geen officieren voor de Militaire Administratie opleidt. Het officierskorps bij de Infanterie en de Militaire Administratie van het Indische Leger moet dus verder aangevuld worden: le. door overgang van 2e Luitenants van het Nederl an ds c h e Leger 2e. door opleiding tot 2en Luitenant bij de hoofdcursussen in N e d e r 1 a n d; 3e. door opleiding aan de Militaire School te Me es ter-Co melis. Volgens eene opgave, voorkomende in den jaargang 1883 van dit tijd schrift (afl. 3 en 4), bedraagt de behoefte aan officieren bij de Infanterie en de Administratie van het Indi s ch e Leger jaarlijks ten minste 73 Luite nants en zullen de Academie daartoe jaarlijks gemiddeld 20 en de hoofd-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 112