- 104
Door de vier Kaderscholen tot één „Instructiekorps" te vereenigen, zou
men, naar onze meening, met hetzelfde onderwijzerspersoneel betere resul
taten verkrijgen. Eveneens moesten de beide Cursussen tot één geheel
vereenigd worden en uitsluitend bestemd zijn om vrijwillig' indienstgetre-
den militairen in een éénjarigen cursus voor het admissie-examen tot de
Militaire School te bekwamen.
De Militaire School moest dan weer een driejarigen cursus hebben.
De aspirant-officieren moesten daarbij rechtstreeks worden ingedeeld.
Beter zoude het o. i. nog zijn, de Militaire School in vier studiejaren
in te deelen, do cursussen te doen vervallen, en bij alle veldbataljons
een voorbereidende klasse op te richten voor militairen, die in den loop
van het cursusjaar bij die korpsen aankomen en zich tot een volgend
admissie-examen voor de Militaire School wenschen voor te bereiden.
Concentratie van onderwijzerspersoneel en eenheid in opleiding zouden
de belangrijke voordeelen zijn, die door de oprichting van zulk eene
Militaire School en zulk een Instructiekorps werden verkregen.
We zijn nu genaderd tot een zeer gewichtig onderdeel van Brutus'
brochure: Kleediny en uitrusting 5 Administratie. Op het voetspoor van
velen velt hij daarin een oordeel over de Intendance, dat, naar onze
overtuiging, onbillijk en onverdiend is.
„Het Korps officieren van dezen Dienst, wordt, collectief beoordeeld,
„door de officieren der andere wapens niet vertroeteld. Het tegendeel' is
„waar; een verschijnsel trouwens, dat in meer legers valt op te merken."
Aldus schreef „Een Infanterist", in der tijd reeds. Hij gaf tevens
enkele redenen op van dat verschijnsel, voor zooverre n. 1. het Indische
Leger betreft. Hij vermeldde alzoo niet de redenen, welke i. bij alle
legers gelden, n. 1. dat het de plicht van de Intendance is om te waken,
niet alleen voor do belangen van de individuen, maar ook voor die van
's Rijks schatkist. De plichtsbetrachting nu ontstemt natuurlijk de mi
litairen, die er in hunne materieele of financieele belangen onder lijden.
„Men moet een Hollander niet aan z'n dubbeltjes komen" geldt niet
uitsluitend voor de Hollanders en de Hollandsche militairen, maar is stel
lig elders evenzeer van toepassing. Dit blijkt bij de lezing van zoovele
militaire geschriften, die bij vreemde legers het licht zagen.
En juist omdat hot bedoelde verschijnsel zich voordoet, is het de plicht
van ieder officier, mede te werken tot het in licht stellen en bestrijden
van dwaalbegrippen en verkeerde voorstellingen ten deze. Wij, die niet
I. M. T. No. 8 van 1833, bladz. 111.