\varen van het onderwerp, dat zij behandelden. Brutus wijst nog „op de zonderlinge bepalingen en toepassing dei- wet nopens de desertie in Atjeh, toen dat gewest heette in vredestoestand te verkeeren Menig officier heeft, alhoewel overtuigd, dat de wet in al hare gestrengheid moest worden toegepast, zich de vraag gesteld hoe, in dien gedecreteerden vredestoestand, toepassing mogelijk was als heeft plaats gehad. Een bevredigend antwoord is daarop echter nog niet kunnen worden gegeven. Wellicht zal het Weel-Mad voor het Becht te eeniger tijd de overwegingen mededeelen, welke tot de bedoelde beslis singen hebben geleid. Stellig zal het daardoor aan vele beoefenaars van het militair recht een dienst bewijzen. Een der instellingen, welke dikwijls wordt besproken, n. 1. het Mili tair Weduwen- en Weezenfondsgeeft Brutus aanleiding tot eenige beschouwingen, waarmede wij ons niet geheel kunnen vereenigen. Waar uit is hem gebleken, dat de toestand van dat fonds „jaar aan jaar ha chelijker" wordt? Uit de verslagen, welke in de Dag-orders voor het In dische Leger worden gepubliceerd, zekerlijk niet. Eene vergelijking makende met het Weduwen- en Weezenfonds voor Burgerlijke Ambtenaren in Nederlandsch-Indiëzegt Brutus, dat niemand van onnauwkeurigheid zal kunnen beschuldigd worden, wanneer hij de ineening uit, dat dat fonds „zijn blijvenden bloei te danken heeft" aan een „veel rationeeler bedeelingsschaal." „Blijvende bloei." Waaruit is deze te constateeren Het laatste jaar verslag tochdat is ingediend loopt over 1874. Onzes inziens gaat Brutus, zoowel wat het eerste als wat het tweede fonds betreftaf op geruchtenwelke ook ons ter oore zijn gekomen doch welker juistheid door anderen is tegengesproken, of althans niet door officieele stukken is bevestigd. Brutus vergist zich dan ookdaar waar hij beweertdat bij de De Schr. heeft waarschijnlijk het oog o. a. op de artikelen eek noodkreet uit het leger en een troostwoord tot het leger, voorkomende in J)e Locomotief van 15 en 18 October 1883. Hij zal dan ook hebben kennisgenomen van de afdoende terechtwijzing, onder den titel Een Militair Wanbegrip, door Judex Militaris in hetzelfde dagblad [24 en 25 October d. a. v.] geplaatst. Zelden lazen we een krachtiger protest dan het zijne tegen het bedoelde wanbegrip. De kennisname van die degelijke verhandeling zóó mogen die artikelen wel worden genoemd kan o. i. niet genoeg worden aanbevolen. Bij menigeen zal ze de overtuiging vestigen of versterken, dat ook in ons Leger het militair recht niet door allen voldoende wordt beoefend. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 125