116 terug te brengen." Een en ander kan o. i. gerustelijk worden overgelaten aan de Regeering en het Bestuur van het fonds. Dat iets gedaan moet worden, om de toekomst zonder zorg te gemoet te gaan, geven weBrutus gaarne toe. Hij geeft daartoe vier middelen aan, n. 1.: 1''. verhoogde buitengewone contributiën bij hot aangaan van huwelijken; 2e. verhooging der gewone contributiën door de deelgerechtigden 3e. herziening van de schaal der uit te keeren pensioenen en onderstan den en 4e. een door de Regeering te verleenen waarborg om, zoo door de drie eerste middelen het evenwicht in inkomsten en uitgaven niet afdoende te herstellen isde tekorten jaar voor jaar te subsidiëereu. We kunnen ons met die middelen wel vereenigenniet volkomen echter met de door Brutus gegeven toelichtingen. Geenszins achten we het onbillijk, dat de officier, die zich in het, hu welijk wenscht te begeven, eene hoogere buitengewone contributie be taalt, dan tegenwoordig en reeds gedurende zulk een groot aantal ja ren het geval is. Die verhoogde contributie als middel te gebruiken, om „de huwelijksmanie der officieren" eenigerrnate te beperken, zouden wij echter hoogst verkeerd vinden. Brutus zal beter dan wij de toe standen van vroeger kennen en, aan die tijden denkende, zal hij ze toch stellig niet terugwenschen. Wij hebben ze slechts korten tijd gekend en zien om ons heen nog eenige treurige overblijfselen van die intime ver houdingen. Elke beperkende bepaling betreffende de huwelijken zal natuur lijk dat in het leven terugroepen, wat de generaal Kroesen, door zijn krachtig initiatief, door zijn onbewimpeld constateeren van den werkelij- ken toestand, heeft weten te doen afschaffen. En zelfs in Nederland, waar men het bezwaar, waarop wij doelen, niet in zulk een groote ma te aantrof als in Indië, was men zóó zeer overtuigd van de noodzakelijk heid van den genomen maatregel, dat als zeldzame uitzondering op den algemeenen regel de daar betreffende de huwelijken geldende voorschriften in overeenstemming werden gebracht met de voor Indië uitgevaardigde. Het tweede middel verhooging van contributie door de deelgerech tigden zal, blijkens het vorenstaande, vermoedelijk wel spoedig worden toe gepast. Of „het draagvermogen der traktementen en pensioenen die ver hooging niet in den weg staat, mits bepaalde grenzen niet overschrijden de", zal menigeen betwijfelen, vooral wat de pensioenen betreft. Wij althans kunnen niet aannemen, dat „men algemeen van oordeel" is, dat het „draagvermogen die verhooging toelaat. Maar ook hier moet hetgeen het zwaarste is, het zwaarste wegen. En het bewustzijn bij den ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 127