117 huwden officier, dat hij door die zij het ook hooge contributie de toekomst van zijn gezin verzekert, zal hem stellig met gelatenheid die zwaardere, maandelijks terugkeerende geldelijke offers doen brengen. Maarde ongehuwde dan Wel, hem staat het immers volkomen vrij, te huwen zoodra hij ver kiest verreweg de meesten doen het dan ook. Zelfs de meest hard nekkige tegenstanders van het huwelijk zag men van hun voornemen terugko men, toen het toeval hen met „de ware" in kennis bracht. Bovendien: het gaat bij zulk een fonds niet aan, rekening te houden met de uitzonde ringen, welke, zooals is gebleken, hoe langer hoe zeldzamer worden. Hen aan vankelijk minder te doen contribueeren, om later, als gehuwd deelgenoot eene verhoogde buitengewone contributie en een hooger procent gewone contributie te betalen, achten wij een maatregel, die in de practijk niet zou voldoen, daar het „draagvermoge n" van de traktementen dien in den weg staat- Denkelijk echter wil Brutus ook hierdoor de „huwelijksmanie" beperken; iets, waarmede wij het, zooals gebleken is, volstrekt niet eens zijn. Het derde middel, in den zin als door Brutus is aangegeven, zouden we zeer hard achten. Met uitzonderingen, als door hem genoemd, mag o. i. bij de vaststelling van de bedeelingsschaal evenmin rekening worden gehouden. Hoe zeldzaam toch is het geval, dat „eene officiersweduwe, wier echtgenoot slechts eene maand officier en contribuant was", levens lang 600 's jaars geniet. Hoe groot daarentegen is het aantal bedeelde weduwen, die moeten rondkomen met een bedrag, zóó gering, dat het voor menigeen een raadsel blijft, hoe zij het doen. Ons is eene weduwe van een subaltern officier bekend, die met hare zes kinderen armoede zoude lijden, indien niet eene liefdadige instelling zich het lot van twee dier kinderen had aangetrokken. Haar echtgenoot stierf ten gevolge van vermoeienissen, te velde doorstaan. Dit is behoorlijk geconstateerd. En niettemin werd haar niet toegelegd het zoogenaamde „Landspensioen", omdatdat overlijden niet plaats had binnen den termijn van één jaar na het tijdstip, waarop haar echtgenoot de ziekte bekwam, die de oor zaak werd van zijn dood. Treurige bepaling! Ze zou er toe kunnen leiden, dat de door zorgen voor de toekomst terneergedrukte moeder verlangde naar den dood van haren man, binnen den geheel willekeurig gestelden termijn, indien dan toch, volgens deskundigen, genezing niet meer mogelijk was. En zou men nu aan deze en in dergelijke omstandigheden verkeerende officiersweduwen nog kleiner bedragen uit het Weduwen- en Weezenfonds willen toeleggen? Dit kan geen ernst zijn. Integendeelvraag het aan ieder

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 128