121 sel zijn, „dat zich zoo verbazend veel menschen van middelbaren leeftijd, krachtig en gezond, in Nederland met pensioen bevinden." Dat verschijnsel heeft de aandacht van Brutus getroffen, evenals het meermalen een punt van bespreking uitmaakt bij hen, die nimmer in Indië zijn geweest. Ware Brutus niet een oud-Hoofdofficier van het Indische Leger, dan zou men kunnen denken aan onvoldoende bekend heid met den werkelijken toestand. Thans echter moet men wel aanne men, dat hij dien toestand vergeten is. Dat „krachtig en gezond" toch is, bij verreweg de meesten, slechts schijn. Brutus zelf heeft wellicht het voorrecht te behooren tot de uitzonderingen op den algemeenen regel, die luidt, dat de ambtenaar of officier, die wegens volbrachten diensttijd naar Europa is teruggekeerd, niet zóó krachtig en gezond is als hij schijnt te zijn, maar integendeel, zooals men in het dagelijksch leven zegt, „den knak te pakken" heeft. Uit offieieele stukken zou zijn te constateeren, dat de levensduur van die gewezen Staatsdienaren veel korter is dan die van hen, die nimmer tusschen de keerkringen dienden. Met eenige moeite kan men zelf na gaan, dat de gepensionneerde Indische officier, in den regel, geen hoogen leeftijd bereikt. Men raadplege daartoe slechts den jaarlijks, als een der bijlagen bij de Indische Begrooting overgelegden staat van de militaire pensioenen, die zijn „vrijgevallen", in welken staat de datums van over lijden der gepensionneerden zijn vermeld, en voorts de vroegere naam- en ranglijsten (uitgave Noorduijnaangevende het geboortejaar van die officieren. De gevolgtrekking, waartoe men dan zal komen, is, dat „zoo verbazend veel menschen van middelbaren leeftijd," die zich in Neder land met pensioen bevonden, reeds zijn overleden. Wat de verloven naar Europa betreft, is Brutus van meening, dat het Engelsch-Indische stelsel in vele opzichten navolging verdient. Niet alleen op grond van 't geen de ondervinding leerde, maar ook na raadpleging van de adviezen van deskundigendeelen wij zijn gevoelen. We zouden het echter minder practisch achten, een verlof na een 10 jarig verblijf verplichtend te maken. Van vele officieren toch zegt men (minder verhevenmaar juist), dat zij als de piano's voor 't klimaat vervaardigd zijn. Zou men hen nu moeten dwingen, om met verlot naar Europa te vertrekken En bovendien: zou men geen rekening moeten houden met de particulierevooral de financieele omstandigheden van verreweg de meesten? Hoevelen bewijzen niet, de energie te bezitten, om met eene geschokte gezondheid in Indië te blijven dienst doenomdat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 132