126
gezien, kwam spoedig tot het besefdat de tot tegenstand opgezweepte
bevolking het landbouwbedrijf had moeten staken, aan het bevel
der vorstin gehoorzamende om naar de wapens te grijpen. Wie dat
niet deedwerdzoo is verhaald gewordenmet eene barbaarsche
strafontmanning bedreigd.
Geen wonder, dat niemand in Atjeh de groote moeilijkheden ont
kende, aan eene sedert het begin van 1877 door de Indische Regee
ring besloten offensieve optreding tegen Samalangan verbonden. leder-
gevoelde maar al te zeer, welken tegenstand zoodanige bevolking
onzen troepen zoude bieden. Daarbij voegden zich andere moeilijk,
heden. Van het inwendige des lands was ons nagenoeg niets be
kend. Slechts van de kustlijn des lands bezat men, en dan nog
zeer oppervlakkige, gegevens. Wat men wist, laat zich in weinige
woorden zeggen. Tot op 7000 M. dier lijn was het land vlak
dan stiet men op de zich langs de geheele noordkust van Atjeh uiD
strekkende bergreeks. Van de bergen stroomden enkele kleine rivie.
ren en aan de oevers er van lagen kampongs. Dat landschap telde
talrijke bentingswaarvan sommige met geschut waren bewapend.
De geest der bevolking was zeer oorlogzuchtig; zij hunkerde er
naar, met onze troepen slaags te raken.
Dat zulke gegevens den Kolonel K. Van der Heijden, civiel en
militair Bevelhebber in Atjeh, weinig dienstig konden zijn voor het
ontwerpen van een operatieplan behoeft nauwelijks te wmrdeu ver
meld. De noodzakelijkheid was dan ook ingezien omtrent Samalan
gan veel meer gegevens bijeen te zamelen. Reeds onder zijn ambts
voorganger, den Generaal-Majoor Diemont, en sedert Maart 1877
hield de Chef van den Staf bij de troepeumacht in Atjehde Luite
nant-Kolonel van den Generalen Staf H. F. Meijer, zich bezig,
omtrent land en volk gedetailleerde gegevens machtig te worden. In
de volvoering dezer moeilijke taak werd deze hoofdofficier door den
Assistent-Resident Kroesenmaar voornamelijk door de Marine en de
eerste civiele autoriteit in het rijk Pidir ondersteund. De resultaten
van dezen arbeid werden in een rapport samengetrokken, dat in
het begin der maand Juli d. a. v. aan den Commandant van het
Indische Leger gezonden werd. Bij dat rapport bevond zich
eene kaart van een gedeelte van Samalangan, vervaardigd naar