133
te behouden en door het maken van verhakkingen zooveel mogelijk
te beveiligen. Niettegenstaande het korps bij de landing doornat
was geworden enbehalve aan munitie, aan alles gebrek had, was
de geest van officieren en minderen opgewekt.
Omtrent de landing werden de volgende bijzonderheden vernomen.
Nadat de sloepenwaarin het korps geëmbarqueerd wasdoor de
stoombarkassen naar de in de debarquementslinie aangegeven plaats
achtereenvolgens gesleept en aldaar losgelaten waren, ontstond er al
spoedig bij die groote sloepenflotille groote verwarring en gevaar
van botsing en omslaan. Bovendien werden de sloepen door de
hevige branding al meer en meer naar de kust gedreven en bestond
er kansdat nu en dan eene enkele sloep niet meer van het strand
zoude zijn af te houden. Het sein tot debarqueeren liet op zich wach
ten en de kansen daarvoor waren nog veilig. Geen vijand liet zich
zien. De Majoor Meijer vermeende daarom, dat de landing, met het
oog op die gunstige omstandigheid en niet minder op de steeds toene
mende branding, niet langer mocht worden uitgesteldhij wend
de zich tot een zeeofficier of adelborst, die in zijne nabijheid in eene
met landingstroepen bemande sloep het bevel voerdedezen naar de
reden vragende, waarom het debarquement werd uitgesteld. Door
het geweld, dat de golven maaktenscheen het gesprokene tusschen
beiden, hoe dicht ook bij elkander zijnde, niet goed te zijn verstaan.
Op de gedane vraag werd een bevestigend antwoord gehoord,
zoodat de Majoor Meijer door een in zijne sloep gezeten hoornblazer
onmiddellijk het signaal „attaqueeren" liet blazen, waarop de geheele
tweede sloepenlinie met snelheid naar het strand roeide; maar de
meeste sloepen sloegen op het strand om, de meeste officieren en
minderen moesten door de branding het droge bereiken en weinigen
slechts waren niet nat geworden, maar gelukkig had men geene
menschenlevens te betreuren en verloor zelfs geen hunner een wapen.
De vraag is niet onbillijk of men gissen kon, wat er gebeurd zoude
zijn, indien het debarquement nog langer was uitgesteld. Zou de
vijand, die het 8° Bataljon reeds zoo spoedig na den opmarsch atta
queerde, de landing alsdan ongehinderd hebben toegelaten en zoo niet,
welke hadden dan de gevolgen daarvan kunnen zijn?
De Chef van den Staf bleef eenige uren in de bivouacstelling