138
lials en den koran aan den gordelhij had een zeer werkzaam aandeel
aan den strijd genomen en was ten laatste met den len Luitenant
adjudant van het 81' Bataljon N- H. J. Richelle handgemeen gewor
den, dien hij een klewanghouw op het hoofd toebracht, welke, daar
die officier een stevigen helmhoed op had, die op twee plaatsen nage
noeg middendoor werd geslagengelukkig geen letsel toebracht.
De stukken van den hoed gleden vervolgens over voorhoofd en oogen
van den officier, waardoor hij niets kunnende zienbelet werdver
der gebruik te maken van zijn sabel. Zoo goed als weerloos zijnde
zoude hij dus in dezen toestand het slachtoffer zijner tegenpartij zijn
geworden, ware deze niet onschadelijk gemaakt door den bediende
van dien officier,een dwangarbeider, paardenoppasserdie zijn
meester steeds trouw ter zijde had gestaan en thaus van eene gunstige
gelegenheid gebruik maakte zich te bukken en met een klein Boe-
gineesch mes den fanaiieken priester den buik gedeeltelijk open te
snijden, tengevolge waarvan deze bezweek. De overige lijken des
vijands lagen allen in één rij aan den noordwestelijken rand van het
boschje, de plaats, waar genoemd officier der wacht zich bevond op
het oogenblik, dat de vijand zijn aanval ondernam.
Naar het scheen had de vijand, na uit de kampong Pengilij;
hilir in westelijke richting de vlakte te zijn overgestoken, en in den
zuidelijken rand van het strandbosch tegenover het bivouac van het
8e Bataljon zich verzameld te hebben, op dat punt zich in twee deelen
gesplitst, om op een gegeven signaal dat bivouac aan twee zijden
tegelijk aan te vallen. Te oordeelen naar het aantal en de plaats
der gesneuvelde Atjehers, heeft de sterkste vijandelijke afdeeling den
aanval op den noordwestelijken hoek van het bivouac gedaan. Het
mag nog als een geluk worden beschouwd, dat men daar nog zoo
spoedig tot tegenweer gereed was. Alle gesneuvelde Atjehers toch
lagen daar als het ware vóór de trompen der geweren van onze solda
ten. Waren hunne salvo's slechts een paar seconden later afgegeven,
dan was het wellicht ook aan die zijde aan eenige vijanden gelukt,
het bivouac biunen te dringen en de slachting zou daardoor des te
groofer zijn geweest. Tusschen de gevallen vijanden vóór het bivouac
werd ook een onzer Inlandsche soldaten een Boeginees gevon
den, zonder geweer, maar met het kapmes in de hand. Volgens