160 - wacht, die door den Luitenant Broker gecommandeerd werd, een compagnie van liet 2C Bataljon, onder den Kapitein A. H. Yan de Pol, en een sectie Bergartillerie, onder den len Luitenant Granpré Molière, in actie; de Luitenant Broker was gesneuveld. De ove rige troepen waren nog aan het opmareheeren. Die opmarsch kon niet zeer spoedig geschiedenwant zoodra was men niet uit het lage kreupelhout, waarin de kampongrand eindigde, gedebou- cheerd, of men kwam op een laag, zandig terrein, dat door eene mod derige beek werd doorsnedendie beek (de Tamboewa) had hier eene breedte van 10 M. en eene bamboezen loopbrug, die slechts door één persoon tegelijk gepasseerd kon worden. Ge lukkig was het eb en het water in de beek dus laag, zoodat deze, toen slechts 6 a 7 d. M. diepte hebbende, gemakkelijk door waad kon worden. Aan de overzijde der beek kwam men op eene groote zandvlakte, die zich in het noorden tot aan de zee uitstrekte. Door die vlakte kronkelde zich de Tamboewa, die voorbij onzen post te Roemah Sentot liep en zich aldaar, in de koewala Tamboewa, in zee stortte, na vooraf het water te hebben opgenomen van verschei dene lagunearmen, die men langs de geheele noordkust van Sarna- laugan, van af de Tamboewa westwaarts gaande, aantrof. Ongeveer 50 M. ten westen van bovenbedoelde bamboezen loopbrug was het terrein begroeid met dicht, doch laag kreupelhout, dat zich in noord westelijke richting uitstrekte, langzamerhand overging in zwaarder hout en eindigde in een bosch van bamboe-doeri. Dit bosch, ruim 300 M. ten noordwesten van die brug gelegen, voorbijgaand, boog de begroeide rand zich in eens naar het westen om, strekte zich in die richting omstreeks 400 M. uit, om daarna zich in noordelijke richting te verlengen. Kaar de zijde van onze troepenmacht bestond het overige gedeelte van het terrein uit eene kale zandvlakte, die niet de minste dekking voor haar aanbood. Bij vloed werd die vlakte nog gedeeltelijk overstroomd, van welke omstandigheid de Atjehers wisten partij te trekken voor den zoutaanmaak. Die ge heele vlakte werd thans beheerscht door een groot aantal vijandelijke veldwerken, die in den rand van het hierboven opgenoemde begroeide gedeelte waren aangelegd. Geheel aan het oog onttrokken, lag in het bamboe-doeri-boschop 300 M. ten noordwesten van de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 171