163 was in die bamboe-doeri eene opening, en daar doorheen ziende, kon men de borstwering bemerken. Deze was aan het buitentalud nagenoeg loodrecht en zooals reeds gezegd is ongeveer 2 M. hoog. Achter die borstwering moest zich een banket bevindenwant op de plongée zag men een groot aantal lansen en vuurwapenen van velerlei soort horizontaal liggen en afschieten; de lansen waren voort durend in beweging. Al wat zich van onze zijde maar even over de buitenkruin vertoonde, werd gewond. ISTa een en ander persoon lijk te hebben onderzochtgaf de Chef van den Staf den Kapitein Yan de Pol last, achter den noorderwal van de hoofdversterking stand te houden en dezen met zijne compagnie zooveel mogelijk langs de geheele face te bezetten en den vijand te belettenzijn vuur af te geven. De opening aan den noordoostersaillant, door onze troe pen grooter gemaakt, werd afgezet; terwijl de last gegeven werd, dat niemand door die opening weder naar buiten mocht gaan. Intusschen was het gebleken, dat de vijand zijne krachten buiten de benting concentreerdein eene stelling ten noordwesten van Temoelit, waar eene uitgestrekte linie van eene bamboe-doeri-verhak- king kon worden waargenomen. Uit die positie kwam eenfelvuur^ dat ons veel nadeel toebracht, tot zelfs aan de vóór de noorderface, onder de bevelen van den Kapitein Yan de Pol, opgestelde man schappen. Dat vuur ging rakelings langs den grond. Ten einde te trachten, het tot zwijgen te brengen, gelastte de Chef van den Staf aan den Kapitein der Artillerie Krijgerde sectie Artillerie nabij den noordoostersaillant van Temoelit in batterij te brengen. Uit die stelling moest de Artillerie trachtendoor granaatkartets vuur den vijand uit de nevenliggende werken te verdrijven. Deze sectie Artillerie had reeds veel geleden. Behalve den commandant den le Luitenant G-ranpré Molière, waren van de bediening van een der twee vuurmonden drie man buiten gevecht gesteldzoodat de Kapitein Krijger genoodzaakt werddaarbij persoonlijk de functiën van richter op zich te' nemen. Den vijand scheen echter ons ge schutvuur weinig nadeel toe te brengenzijn vuur verminderde zelfs niet, maar werd ons meer en meer hinderlijk. De Chef van den Staf was van oordeel, dat de vijand, eenmaal uit die flankeerende positie verdreven zijnde, Temoelit van zelf in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 174