164 onze handen moest vallen. Niets mocht dus onbeproefd worden ge laten, om de westelijk gelegen vijandelijke stellingen machtig te wor den. Daarom moest een aanval der Infanterie daarop worden voor bereid. De Majoor Van Dompseler ontving den last, zich met 1 compagnie van het 2e Bataljon ten noorden van den noordoostersail lant op te stellenin knielende houding eenige salvo's te laten geven en vervolgens te trachtenmet den stormpas de vijandelijke positie te nemen. Die aanval misluktehelaasvolkomen. De compagnie liep in den stormpas voorwaarts, maar had nauwelijks 100 M. afstand afgelegd, toen zij in front en linkerflank zoodanig werd beschoten, dat het élan der manschappen verloren ging en deze terugtrokken. De compagnie nam hare oude positie weder in: Die mislukte aanval kostte ons verscheidene dooden en gewondenonder de laatsten be hoorde ook de Majoor Van Dompseler, die een schot kreeg in 't hoofd en een in den enkel van het rechterbeen. Intusschen duurde de strijd nabij de noorder- en oosterfacen voort. Van beide zijden werd elke poging, om over de borstwering te kruipen met den dood of eene ernstige verwonding geboet. Velen onzer manschappen hadden daarom de positie achter de bamboe-doeri reeds moeten verlatenmaar de daardoor ontstane ledige plaatsen werden onmiddellijk aangevuld. In de vijandelijke positie werden de verdedigers in de volharding van den strijd aangemoedigd door het zingen van godsdienstige liederen en overluid gebedonder het vuren en het bekende gegil der Atjehers hoorde men het eentoonig ge zang, met het gewone refrein van „Allah'1 Allah", dat den indruk van het ernstige oogenblik verhoogde. De vijand week echter geen voet breedte. De mislukte aanval van den Majoor Van Dompseler had ons echter laten zien, dat zich achter de westerface van Temoelit ook nog vijandelijke versterkingen bevonden, die waarschijnlijk in verband stonden met die, waarop genoemd hoofdofficier den aanval te ver geefs had beproefd. Ten einde ons van de hoofdversterking meester te maken, schoot ook hier geen ander middel over dan haar om te trekken en den vijand .daardoor, zoo mogelijkvan zijn terugtochts- weg af te snijden. Van bestorming of eene beklimming der wallen kon geene sprake zijn, zoolang de verdedigers zich in rug en flank

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 175