168
den vluchtenden vijand zagontstond daar algemeen het denkbeeld,
dat die vijand een aanval op de ambulance wilde doenmen was
er nog niet bekend met het door onze troepen bij Temoelit behaalde
voordeel. In haast werden toen alle weerbare mannen, waaronder
de Controleur Van Heuckelum, de le Luitenant Albrecht en de
dwangarbeiders, met de geweren der gewonden gewapend. Vervol
gens werd liet bevel gegeven, op den vijand te vuren. Tevens gaf
de Kolonel Van der Heijden, die zich bij de ambulance bevond, aan
een der adjoints van den staf last, zich naar den Chef van
den Staf te begevenmet de opdrachtmede te deelendat de am
bulance in gevaar begon te verkeeren en tevens te vragen, waarheen
zij moest worden verplaatst. Nadat die stafofficier zich van zijne opdracht
had gekwetenkreeg hij van den Chef van den Staf hef bericht
van hetgeen er was voorgevallen en tevens het antwoord„Laat
de Kolonel met de ambulance maar op de vlakte komen."
Intusschen had de Kolonel Van der Heijden al het bij de am-
lance aanwezige weerbare personeel reeds laten oprukken. Niet lang
nadat die stafofficier zich weder van den Chef van den Staf had ver
wijderd, zag deze hoofdofficier den Bevelhebber, te paard, uit de
kampong Tamboewa komennabij de beek afstijgendeze beek met
behulp van een officier en den Controleur Van Heuckelum over
gaan en zich vervolgens in de richting van Temoelit begeven. De
Luitenant-Kolonel Meijer ging alstoen den Kolonel Van der Heijden
eenige passen te gernoet en rapporteerde hem den gelukkigen afloop
van het gevecht in de volgende bewoordingen: „Kolonel! wij zijn
er gelukkig in. Ik feliciteer U; maar het heeft veel gekost." (f)
De Kolonel Van der Heijden drukte daarop de hand van den Lui
tenant-Kolonel Meijer en zeide: „Ik dank je, Meijer, voor alles
wat je gedaan hebt." De reserve, die met het vuren op den vijand
was doorgegaan, staakte dit, op last van den Chef van den Staf,
kort voor de komst van den Bevelhebber, omdat het verder onnoodig
werd geacht. Toen men bij de reserve den Kolonel van der Heij-
Ik meen den len Luitenant der Infanterie Pool.
Wien, is mij niet bekend.
(f) Dit oogenblik heeft de schilder Gamier op zijn doek waarvan eene copie
den lezers van dit tijdschrift op nevensgaande gravure wordt aangeboden willen ver
eeuwigen. De tijdgenoot oordeele, of hij juist heeft wedergegeven.