I 173 mai'cheeren, tegenover de kampong Melek, de troepen recht noord waarts te leiden naar het zeestrand. De voorwacht had reeds een der lagune-armen tot over de knieën doorwaad en op eene zandplaat stelling genomen (1) en een gedeelte van den hoofdtroep was bezig, de lagune te doorwaden, toen de Chef van den Staf, den toeleg dier gidsen bemerkende, de troepenmacht halt liet houden, de gidsen ter verantwoording riep en vervolgens gelastte, de marschrichting inge volge bovenbedoelde overeenkomst te wijzigen, hen tevens verant woordelijk stellende voor de gevolgen, wanneer het overeengekomen doel niet werd bereikt. Daarna ging alles goed. De troepenmacht bereikte Tangsoer, dat voor een groot gedeelte door de bevolking was verlaten. (2) Zij nam vervolgens eene behoor lijke bivouacstelling in (3). De gemeenschap met de vloot werd alsnu geopend, waarvan een drietal oorlogsschepen vóór de monding der Samalangau-rivier was geankerd. Tot den 1™ September gebeurde er weinig belangrijks. Op dezen datum zag zich de Kolonel Van der Heijden verplicht, wegens zijne ver wonding het oorlogstooneel te verlaten en naar Kota-Kadja te gaan. De Chef van den Staf bleef in Samalangan achter, waar hij als oudste officier het bevel der expeditionaire troepenmacht op zich nam. Aan beide oevers der Samalangan-rivier werden de punten aan gewezen tot oprichting van twee versterkingen, waarvoor de noodige gronden der bevolking werden gekocht. Dagelijks werd thans met alle kracht aan den bentingbouw, zoomede aan den aanleg van een goeden weg naar zee en het maken van eene brug over die rivier gewerkt. Voor zooverre de daarvoor gevorderde werkzaamheden dit toelieten, werden tevens door de troepenmacht verkenningen binnens lands gemaakt. De vorst van Samalangan en zijne rijksgrooten deden echter alle mogelijke moeite, om die verkenningen te beletten. (4) Zij werden echter consequent doorgezetaan den vorst werd mede gedeeld, dat men van die verkenningen niet wenschte af te stappen 12 (1) Zie de marschlijn dd. 27 Augustus op de hierbij gevoegde kaart. (2) Marschindeeling en marschvorm, alsmede uur van aankomst en afgelegde afstand zijn mij van deze troepenmacht niet bekend. (3) "Welke bivouacstelling werd ingenomen, is mij onbekend. (4) Het gewone verschijnsel na de onderwerping der Atjebsche onderhoorigheden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 184