175 gens een gedeelte der troepen de kampongs Angking en Pining Seriboe doorzoeken. Van. den vijand werd echter niets bespeurdwel werden de twee lilla's gevonden, waaruit was gevuurd. Tot straf werden de huizen in de kampongs aan de vlammen prijs gegeven, maar de mesigit bleef op verzoek der hoofden gespaard. Het duurde nog lang, voordat de bevolking van Samalangan eenige teekenen gaf van toenadering. Slechts schoorvoetend werden aan vankelijk door enkele oude vrouwen en later ook door eenige kinderen aalmoezen gevraagd. Eerst veel later bracht de bevolking het een en ander, zooals visch, vruchten, enz. te koop en kon eene geregelde pasar worden gehouden. Ook heeft het zeer lang geduurd, voordat de vorst van Samalangan te bewegen was, in of nabij de stellingen onzer troepenmacht te komenom daar de acte van onderwerping te teekenen en te beëedigen. Eindelijk ging hij daartoe over, nadat was toegestaan, dat die plechtigheid in eene kleine, zoogenaamde „rapatzaal of muidarsa zoude geschieden, op ongeveer 5 minuten afstauds van onze positie aan de Samalangan-rivier gelegen. Den 13en September werd de acte van onderwerping geteekend, gezegeld en door den vorst beëedigd. Ten einde allen schijn van achterdocht te vermijden, had de Chef van den Staf bepaald, dat bij die plechtig heid geene troepen aanwezig zouden zijn. Terwijl de vorst van Sa malangan, vergezeld van den radja van Teloq Semawei, eenige rijksgrooten en een paar honderd gewapende volgelingen op de daar voor bestemde plaats kwamen, verscheen er de Chef van den Staf, slechts vergezeld door den Controleur Yan Heuckelum en twee offi cieren Een paar dagen later werd binnen onze stelling aan de Samalangan-rivier aan Toekoe Tjihiq Boegis op plechtige wijze de Hederlaudsche vlag uitgereikt, waarbij behalve de geheele troepenmacht, aldaar aanwezig, de états-major der oorlogsschepen tegenwoordig waren. Ha Samalangan kwam het naburige wederspannige Merdoe aan de beurt. De vorst van dit rijk had nog niets van zich laten hooren. Bekend was het, dat zoo al niet hij zelf, dan toch zijn volk een werk zaam deel had gehad in het gepleegde verzet in Samalangan. Het had daarom in de bedoeling gelegen van den Kolonel Yan der Heij- De namen dezer officieren zijn mij niet bekend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 186