178 Immers voor dat Leger heeft Uwe schilderij eene bijzondere betee- kenis, eene groote waarde. Nog altijd het levendigst belang stellende in alles wat ons Oostersch Leger overkomt, hetzij goed of kwaad, hetzij hier of in de tropen, en daarbij wetende hoe weinig het in zijne verrichtingen gekend, ja, zelfs op 't oorlogsveld nog, miskend, soms, zooals te Atjeh, als 't ware mishandeld wordt, gevoelde ik juist daarom behoefte, die waarde en die beteekenis hier uiteen te zetten. En al moet ik daarbijter wille van de waarheidook wijzen op iets verkeerds in dat Legerwensch ik daaraan toch te doen vooraf gaan eene korte retrospectieve beschouwingin verband staande met de wordingsgeschiedenis Uwer schilderij. Zoo hoop ik vooral mijne kameraden en oud-kameraden te doen beseffen, wat zij aan U de ontwerpers, en, als ik mij zoo kan uitdrukkenook de daarstellers in dat opzicht verschuldigd zijnhen en mogelijk ook enkele anderen te doen inziendat zij dit historisch doek niet alléén als kunstproduct moeten beschouwen en begroeten. Hiervoor vraag ik thans Uwe aandacht. Kort nadat het voornemen tot daarstelling eener Samalangau-schil- derij door U was opgevatwerd mijne medewerking ingeroepen tot het opsporen en verkrijgen van gegevens over dien belangrijken krijgstocht naar een der strijdhaftigste vasalstaten van het vroegere Atjehsche Sultansrijk. Reeds dadelijk mocht ik ontwaren, dat met Uw plan in de eerste en voornaamste plaats werd beoogd, eene algemeene hulde te brengen aan het Nederlandsch-Indische Leger. Zoo wildet Cfij 'den vreemdelingdie tijdens de Koloniale Tentoon" stelling de hoofdstad van ons rijk bezoeken zou, tevens doen zien, dat wij niet altijd tot vroegere eeuwen behoeven op te klimmenom op roemrijke wapenfeiten te wijzen; doen zien, dat het tegenwoordig geslacht Neerlands ouden krijgsroem in het verre Oosten nog altijd weet te handhaven. Onnoodig bijna er bij te voegen, dat Uw plan dadelijk mijne onverdeelde sympathie bezat en ik mij volkomen bereid verklaarde, U behulpzaam te zijn met de weinige bouwstoffendie ik als niet aan dat krijgsbedrijf hebbende deelgenomen hiervoor zou kunnen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 189