182
tot eten vluchtig bezoek aan de Fransche hoofdstad. Daar vindt
ge de groote daden, zoowel van de oude Galliërs, van de Kruisvaar
ders, van het Koningschap, als van het Keizerrijk en van de Repu
bliek vereeuwigd, eeuwig ten minste zoolang de alles verwoestende
tijd dit gedoogt. Daar kunt ge groote tijdperken uit de glorierijke
geschiedenis van dat nu en dan door hartstocht zoo verblinde en
afdwalende volk als 't ware geregeld volgen. Ge vindt er den Roi
Soleil, den ijdelsten aller vorsten, verheerlijkt bij tallooze belegeringen
en bij veldslagen, terwijl de Soldatenkeizer telkens voor u verschijnt
te midden zijner veteranen, waarmede hij bijna geheel Europa on
derwierp aan zijneu wil en zijn geliefd Frankrijk op het toppunt
van roem en grootheid wist te verheffen, te midden zijner „gro-
gnards", die hem ook in tegenspoed niet wilden verlaten. Daar be
wondert ge dien modernen César bij zijn stouten tocht over de Alpen,
waar hij Franknjk's verwaarloosde legerbenden naar Italië's vrucht
bare vlakten voert en door zijn genie, door zijn helden voorbeeld, van
overwinning tot overwinning leidt. Daar volgt ge hem op zijn zege
tochten in Syrië, in Egypte, in Duitschland, en waar niet al. En
huiverend volgt ge hem en zijne ontelbare legioenen ook naar de
ijsvelden van het onmetelijk Czareurijk, vanwaar de meesten nim
mer wederkeerden. Daar wordt ge er aan herinnerd, hoe zijn veld
heerstalent toch falen moest, toen de geluksgodin hem verliet, hoe zij
bij Lützen en Bautzen hem nog eenmaal met haar verleidelijken glans
omstraalde, maar alléén om hem weldra voorgoed ten verderve te
leiden, naar Waterloo en St. Helena.
Ginds weder volgt ge Frankrijk's dappere legerscharen van lateren
tijd andermaal naar Rusland, maar nu in het Zuiden, nogmaals in
Italië, en wederom in Afrika, waar hunne veroveringen u eerbied
afdwingen voor zooveel moed en volharding. Daar eindelijk volgt
ge hen ook in hunne stuiptrekkingen, in hunnen rampvollen kamp
tegen de niet minder dappere Germaansche keurbenden, die telkens
bewijzen wat eene degelijke voorbereidinggoede aanvoering en eene
ijzeren krijgstucht vermogen uit te voeren.
Zoo ontrolt zich daar, in forsche trekken afgemaald en als 't ware
voor uwe oogen, de krijgsgeschiedenis, die tevens de wereldgeschiede
nis is.