184 ia er nog veel meer gedaan en wordt er nog steeds gedaan, om het doel, door den Koning beoogd, te bereiken. Met dat gevolg dan ook, dat er nu, na 52 jaren, als 't ware geen Nederlander is aan te wijzen, jong of oud, rijke of arme, man of vrouw, die u niet weet te vertellen, wat Yan Speyk gedaan heeft en wanneer hij dat deed. Wij juichen dat toe met geheel ons hart, maar moeten u thans eenigszins omstandig do feiten in herinnering brengen, die ons aan leiding geven tot de beschuldiging, dat onze geschiedenis soms onrecht pleegt, en het volk anderen vergeet, die evenmin vergeten mochten worden. Eenigszins omstandig, omdat ik overtuigd ben, dat onder de vier millioen Nederlanders betrekkelijk slechts enkelen de namen dier helden kennen. In Februari 1841, juist tien jaren na Van Speyk's heldendood, brak in de Padangsche Bovenlanden geheel onverwacht (1), door het trouweloos verraad van den regent van Batipo, een hevige opstand uit, waardoor onze op Sumatra's Westkust met zooveel inspanning gevestigde heerschappij ernstig in gevaar werd gebracht. Velen onzer dappere soldaten, Europeanen en Inlanders, zijn toen op de gruwelijkste wijze vermoord of gevallen in den daarop gevolgden strijd. Daaruit willen wij slechts in herinnering brengen de heldhaftige verdediging van het fort Goegoe-Malintang door den 2den luitenant B a n z e r. Nog vóórdat op den 24sten Februari van dat jaar de morgenschemering zich had aangekondigd, was de kleine bezetting (2), die zich in vollen (1) Meestal breken die opstanden in Indië zoo onverwacht uit. Men herinnere zich slechts de moordtooneelen in Bantam in 1850, op Borneo's Z.O. kust in 1859. Zoo braken ook nog dit jaar onverwacht die woelingen uit in Djokdjokartadie ook gevaarlijk hadden kunnen worden. Maar juist daarom, met die herhaalde voor beelden voor oogen, noemden we het steeds onverantwoordelijk, ja misdadig, dat ons reeds zoo klein N. I. Leger niet voortdurend in goeden slagvaardigen staat gehouden niet beter in zijne behoeften en nooden voorzien wordt. En noch de Regeering hier, noch die in Indië kan onwetendheid voorwendenomtrent den staat van uitputting, waarin het Leger, behalve in Atjeh, reeds sedert jaren verkeert! (2) Zij telde 2 officieren, 12 Europeesche en 36 Inlandsche onderofficieren en man schappen. Het gebeurde te Croegoe-Malintang is door den Luit.-Kol. Lang'e uitvoe rig beschreven in zijn werk: Het Nederló/ndsch Oost-Indische Leger ter Westkust van Sumatra, He deel, hl. 425—432.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 195