8
gevaar loopt van op beide flanken te worden bestooktomdat juist
zulk een voorschrift de maatregelen vaststelt, om onder alle omstan
digheden zooveel mogelijk gevrijwaard te zijn onvoorbereid in gevecht
te worden gewikkeld.
Door zoo iets te doen, zou men gaan hinken op twee gedachten
en gevaar loopen het meest rationeele „den marschveiligheidsdienst" te
veronachtzamen
53. De laatste alinea van deze doet volgens den beoordeelaar
onwillekeurig denken aan „bombast" tegenover oningewijden, die niet
weten, dat het Indische Leger er geen colonnes van eenige brigades
op nahoudt.
Ter zake wordt verwezen naar de toelichting op de gemaakte be
merking op 24, waaruit blijkt, dat in 1874 in Atjeh eene colonne
geageerd heeft, welke uit meer dan eene brigade bestond en dat dit
geval zich ook in Midden-Java kan voordoen in een oorlog tegen
een buitenlandschen vijand.
57 en 58. In deze handelende over „Marschdiscipline en
gezondheidsmaatregelen", had de beoordeelaar gaarne zieri opgenomen
een voorschrift betreffende hetgeen de soldaat te velde mede mag ne
men (mag medenemen?) en mede moet nemen (moet medenemen?)
Een voorschrift als hier bedoeld zou al zeer slecht in deze pas
sen, daar deze betrekking hebben op een marcheerenden troep, die
hoogstens de gepakte ransels kan medenemen.
Wat daarin moet gepakt worden, is aangegeven in art. 158 van het
Reglement op deu Inwendigen Dienst der Infanterie.
Tn gewone omstandigheden zal een soldaat, te velde trekkende,
zijne geheele uitrusting moeten medenemen, vroor zoover deze, be
halve hetgeen waarmede hij gekleed is, in den ransel en de kleeding-
tasch kan worden geborgen. Wat hij verder mag medenemen, is
van zoovele omstandigheden afhankelijk, dat dit moeilijk kan wor
den omschreven. Ook is het soms zelfs niet mogelijk, dat de sol
daat, te velde trekkende, de kleedingtasch medeneemt.
Uit een en ander blijkt, dat het beter is in dit opzicht niet te
veel te bepalen.
Ook een ander punt had hier, volgens het beweren van den be
oordeelaar, moeten omschreven zijn, nh hoe kapot en sprei worden