192
eieren en manschappen van het Leger in Nederlandsch-Indië (1), ein
digende met deze woorden
„Bewaart de rijkgezegende gewesten, welke aan uwe waakzaamheid,
„aan uwen moed zijn toevertrouwd. Het Moederland ziet met wel
gevallen op uw edel streven. Deszelfs Leger misgunt u uwen roem niet;
„het verheugt zich veeleer ir. den glans uwer wapenfeiten, welke op
„zijne banieren terugkaatst.
„Dapper Leger van Nederlandsch-Indië! Mijne hoogachting, Mijne
„zorg voor uwe belangen blijven u gestadig vergezellen."
Die schoone woorden, zoo vol waardeering en zoo hoopvol, werden
door dat Leger met welgevallen begroet; deden het onwankelbaar
vertrouwen in de toekomst. Bij de zware taak, die het voortdurend
te vervullen had, bleef het 's Konings woorden steeds en overal
indachtig.
En zoo kan de koloniale geschiedenis der sedert verloopen jaren
dan ook wederom getuigen, hoe Neerlands krijgsbenden in het verre
Oosten den luister der eeuwenoude, doch altijd frissche Oranjevaandels
steeds onbevlekt hebben bewaard en verhoogdhoe zij de grootste
moeilijkheden en gevaren getrotseerd en overwonnen hebbenhoe zij alle
beproevingen, hoe lang ook van duur, eene inquisitoriale enquête
en zelfs het zwaarste kruis, dat hun nog was opgelegd, den
bloedigen, loodzwaren druk van eenen onmogelijken vredestoestand
geduldig hebben weten te dragen.
Ik had gehoopt, Mijne Heeren! dat na de voltooiing Uwer Sama-
langan-schilderij door velen, maar vooral door officieren en oud-officieren
van het Ned. Ind. Leger U openlijk een welverdiende dank en tevens
eene hulde zou zijn gebracht voor Uw loffelijk streveneene ver
wachting, waarin ik mij tot dusver echter teleurgesteld zag. Ik meen
dat te moeten toeschrijven aan de omstandigheid, dat de schilderij
nog alléén als kunstvoorwerp is beschouwddat over hare waarde
en beteekenis in anderen zin nog weinig is nagedachtdat nog slechts
weinige Indische officieren haar hebben kunnen bezichtigendat men
over het algemeen onbekend is met de vele bezwaren, waarmede
(1) Zij was gegeven te 's-Gravenhage den 11 den December 1849 en van's Konings
handfceekening voorzien.