„Door ondervinding moesten de heeren het weten, dat in Indiëde
„handel gedreven en gehandhaafd moet worden onder beschuttingen
„faveur van uw eigene wapenen, en dat de wapenen gevoerd moeten
„worden door de voordeelen, die wij genieten door den handel, zoodat
„de handel niet zonder den oorlog, noch de oorlog zonder den handel
„kan blijven bestaan."
Zóó was het in Indië in de tijden van Co en, zóó is het blijkens
onze Indische krijgsgeschiedenis steeds geweest, zóó is het daar thans
na eeuwen nog, en zóó zal het ook blijven zoolang wij in ons
Aziatisch rijk den schepter nog mogen blijven voeren. Slechts utopisten
kunnen bij partijgenooten het geloof ingang doen vinden, dat ook in
dit opzicht de tijden zouden veranderd zijn; dat woorden, theorieën
of formulieren in onze beschaafde eeuw voldoende zouden zijn, om
niet alleen onbeschaafde, maar meest altijd strijdlustige en dappere
volken tot onzen wil te brengenom op gemakkelijke, onbloedige
wijze den schepter als veroveraars en als vreemde overheerschers in
het keerkringsland te blijven voeren.
De door U ontworpen en sedert tentoongestelde schilderij, Mijne
Heeren heeft onder meer andere verdiensten ook deze, dat zij doet
zien, hoe Gij en andere humane, vredelievende kooplieden het anders
begrijpt; hoe Gij, zonder 't te weten, de volgers zijt van de hiervoren
aangehaalde denkbeelden van den grooten Coen.
Uwe Samalangan-schilderij vertoont ons de werkelijkheid en kan
alle theoristen, utopisten en leden van vredebonden doen zien, dat het
oorlogvoeren nu eenmaal niet zonder verlies van menschenlevens ge
schieden kan; dat, is de oorlog zelfs bij de meest beschaafde volken
juist geene uiting van menschenmin, hij dit nog minder zijn kan
tegenover nagenoeg wilde, woeste en bloeddorstige volken.
Een te gedienstig adjudant, wiens naam, zelfs na jaren, mij nog
slechts met weerzin over de lippen komt, betitelde den Atjehoorlog
eens met ophef als: „een reusachtigen strijd tegen het Barbarisme,
in het waarachtig en dringend belang van ons vaderland onderno
men." Sedert hebben vele Nederlandsche philanthropen zich echter
in het hoofd gezet, dat men die Barbaren met zachte middelen of
door niets te doen zou kunnen onderwerpendat men zóó den vrede
zou kunnen verkrijgen! Uwe schilderij doet ons echter zien, hoe zij