YR IJ WILLIGE SI N J O K O RP S E N. Ernst of Kortswijl? (Vervolg en slot; zie Afl. No. 1 van 1884.) Werd er niet reeds in vroegere jarentoen men inderdaad vele Indo-Europeanen of zoogenaamde Inlandsche kinderenals Sclir. be doelt, vooral te Semarang en te Soerabaijazag rondloopen, een zoodanig plan geopperd en daaraan (dit laatste herinneren wij ons echter niet met zekerheid) een begin van uitvoering gegeven? Waarom, zulks kan wellicht nog uit officieelc bescheiden blijken, is men daar toen weer van teruggekomen Heeft men, wat wij niet weten, misschien ingezien waarlijk daar is niet veel scherpzinnigheid toe noodig dat men op weg was, een groote fout te begaan Als dan was dat oordeel volkomen juist. Is dit nu mogelijk nog niet voldoende door ons aangetoond, of zijn er belangstellenden, die dit nog niet gelieven in te zien ja, hoorden wij en kelen, die toevallig, uit den aard hunner betrekking, nimmer voor de al lerpijnlijkste aller verantwoordingenhet neervellen van eigen sol daten, kunnen komen te staan, van fermeteit en heldenmoed blakende, verkondigen, „dat een flinke chef alsdan wel zijne maatregelen zal „weten te nemen en de oproerlingen neerleggen", wat, wijl er in zulke onverhoopte gevallen, voor een chef werkelijk zonder een oogenblik dralens, geen andere keuze van handelen overschiet, in een luiaardstoel of voor een schrijftafel gezeten, zoo gemakkelijk te zeggen valtook dan nog, aannemende zelfs dat die chef immer toevallig oogenblikkelijk ter plaatse verschijnt en diens energieke maatregelen hem immer meester van het terrein doen blijven, zou die afzonderlijke vereeniging in korpsen, die bovendien volstrekt niet noodzakelijk is en zulke aan bloedstorting in eigen boezem gepaarde feiten in 't leven kan roepen, een fout wezen. En dat zich onvoor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 214