205 Maar, al zouden daarbij dan ook eenige weinige individuën uit de categorie, die wij hier de tweede noemen, en die, volgens vergissing van Schr., wat hare overdrevene getalsterkte betreft, uit honderden tot gevaarlijke sujetten opgroeiende, in de kampongs rondloopende nietsdoeners bestaat, op de door ZEd. voorgestelde wijze in dienst tredenalsdan zal toch wel niemand beweren, dat dit een korps is door die werving bijeengebracht. AYij zullen hier niet verder uitweiden over de later diep berouwende fout, welke in die oprichting van zoodanig afzonderlijk korps zou zijn gelegen. Wij zullen niet meer spreken van de krenking, welke de naden kende Indo-Europeanen, die thans in 't Leger aanwezig zijn en die algemeen, wat intellectüeele ontwikkeling en beschaving betreft, ver zijn verheven boven het gros der Europeesche mindere militairen, waarbij er honderden worden aangetroffen, die nog niet eens hun naam kunnen schrijven, gevoelen zullen over zulk eene gelijkstelling met die, door den Heer Timmermans beschreven. Maar wij wijzen er op, dat, bijaldien men tot dien maatregel overgaat, men tot de onherstelbare ervaring zal komen, dat, terwijl men van den eenen kant eenige weinigen van die twrnede categorie in 't Leger zal halen, een groot aantal van de eerste categoriede thans in 't Leger aan wezigen, als zich schamende, om met het schuim van hun landaard op ééne lijn te worden gesteld, zoodra hun engagementstijd om is, zullen heengaan en men het contingent vrijwilligers hunner categorie schier tot nul gedaald zal zien. Zoodat, op den koop toe, die maatregel er toe zou leiden, dat de goeden, in grooten getale, voor altijd zouden verdwijnen, terwijl men daarvoor misschien een gering aantal van slecht, althans van minder goed gehalte in ruil zou krijgen. Het „inslaan van eigen glazen" blijkt dus nog op andere gevolgen als op de eenmaal, 't zij vroeg of laat, te verwachten opstootjes of bloedstorting in eigen boezem, toepasselijk. Ja, nog menig ander gezichtspunt zouden wij daartoe kunnen aanbieden, vreesden wij niet, liet geduld van den lezer geweld aan te doen. En wanneer men nu nog bovendien bedenkt, welke groote geld- 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 216