213
Is dat nu niet de geheele zaak endosseeren aan de Regeering?
Is dat nu met gepaste vrijheid de wijze aangeven, waarop het
best aan dien eiseh kan worden voldaan, door datgene waarop het
juist aankomt en waar voor de Regeering juist ook de knoop zit,
te weten door welke toezeggingen, lotsverbeteringen, vooruitzichten,
enz., in één woord, onder welke voorwaarden de mannekens zullen
te lijmen zijn, niet aan te geven?
Gelukkig, dat wij daardoor nog een poosje van die vermelding in
de dagbladen zullen blijven bevrijd en onze overtuiging, dat die op
richting denkbeeldig zal blijvenkans van aanhang heeft. Of, kan
het ernstig doordacht heetenwanneer men den raad ziet geven
door tusschenkomst van in de gelederen zijnde of gewezen militairen
van dien landaarddie beschroomdeInlandsche kinderen aan te
moedigen om in 't Leger te gaan?
Wij hebben in drie werelddeelen: Europa, Afrika en Azië even
als in Indiëals behoorende dit tot ons vakmet aandacht verschil
lende legers, juister gezegd: gedeelten daarvan, bestudeerd. Wij zijn,
drie jaren achtereen, met eene werving belast geweest; maar, hoe
danig wij ons hoofd ook breken, wij kunnen ons onmogelijk voor
stellen, wat Schr. hier met aanmoedigen door in 't Leger zijnde
militairen bedoelt. Moeten dezen, op 's lands kosten of op kosten
van hun cantinefonds in de kazernen bruiloften geven of de ronse-
bons laten aanrukken en alsdan de jongeheeren (Sinjos) daarbij
inviteeren, om te laten zien hoe prettig het bij hen is? Of moeten
de vroolijke jongens onder die militairenop 's Rijks kosten van
geld voorzien, om voor de harmonicas en de meidens te kunnen
zorgen, bij de jongeheeren visites gaan afleggen, opdat zij zouden
gelooven, dat het in 't Leger toch „een goeie boel" is: altijd pret,
altijd geld op zak? Of, en dit is het laatst denkbare, wat er van
overschiet, moeten zij bij die tot dienstneming over te halenen aan
huis gaan om, op een droogje, aan dezen een zedepreek over hun
toekomstig geluk te houden en hen aan 't verstand te brengenhoe,
tot bevordering daarvanin de eerste plaatshet indiensttreden bij
het Rederlandsch-Indische Leger behoort? Zeiden wij te veel, toen
wij, aan 't hoofd van dit opstel, naar ernst of kortswijl vroegen?
Die aanmoediging door in dienst zijnde militairen moge ons stof