215 een ondank, nijd, vervolging, miskenning of geringschatting van he succes, waarmede wij herhaaldelijk onze pogingen in 't belang van den lande, trots alle tegenwerking, zagen bekroond, tengevolge daar van ook door ons zijn ondervonden; hoe men zelfs thans nog, nu wij onze voortdurende onverpoosde werkzaamheid en opoffering van eigen middelen, niet om geld te maken (een ieder begrijpt, dat op eene proefstoeterij, hoe weinig uitgebreid ook, wordt toege legd), maar om in 't belang van den Staat en der wetenschap werkzaam te zijn, door de uitkomst ten volle zagen beloonen hoe men, zeggen wij, zelfs thans nog, die werkzaamheid en op offeringen ook ignoreert en tracht te doen ignoreeren, dit alles kan toch niet opwegen tegen het genot, dat wij beleven, telkens als wij het oog slaan op quitantiën van allerlei inrichtingen, weeshuizen, vereenigingen en ongelukkigen, ten bedrage van circa negen duizend gulden, op die wijze voor hen vergaard. Wij vragen den lezer verschooning voor deze uitweiding; zij werd tegenover onze vrienden in het Leger noodzakelijk. Tot onze werving terugkeerende, hebben wij nog te bewijzen, dat die Inlandsche kinderen van de tweede categorie, de rondloopers, waarbij moet worden geworven, er niet meer zijn; althans niet in zoodanig aantal, dat eene werving de moeite zou loonen. Bovendien moet men niet vergeten, dat zij den vereischten leeftijd moeten heb ben en de meesten op dien leeftijd reeds van de rechter- of linker hand zijn gehuwd. Een groot aantal geniet zelfs reeds de vreugde van 't vaderschap. Hunne vrouwen of huishoudsters zijn niet naar de kazernen te troonen, althans als zij die vroeger niet hebben bewoond. Zij gaan dus ook niet. Daarbij komt nog, dat zulke verwaarloosden in eene meer Inlandsche omgeving hebben geleefd, waardoor zij, van af hun ne jeugd, meestal niet voldoende zijn gevoedvelen aan bloedarmoede lij den, met borst- en andere kwalen zijn behebt en een groot gedeelte door geneesheeren zou1 worden afgekeurd. Doch, dit alles zelfs buiten beschou wing latende, is er toch geen voldoend aantal meer aanwezig. In vroegere jaren waren er, vooral te Semarang en Soerabaija inderdaad honderdendie nooit iets uitvoerden, een leventje leidden van vroolijken Frans en, voor oniogewijden, op het punt van hun

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 226