220 tuli, tusschen de regels wist te lezen, niet duidelijk wat zou gebeu ren? Is liet onjuist, dat liet zoogenaamde gezantschap, welks han delingen aanleiding hebben gegeven tot de beschuldiging van verraad, bestond uit Panglima Tiban, een te Atjeh ter dood veroordeelde, die, volgens het algemeen gevoelen aldaar, het land aan ons verkocht had, en niet uit vier rijksgrooten, maar uit de wakils van Toekoe Kadli, Panglima Mesdjid Raija, Toekoe Nek en Toekoe Nanta, zoo dat het zelfs niet in de verste verte kon gezegd worden, Atjeh te vertegenwoordigen „Wat zou gebeurd zijn" ik heb het reeds vroeger gevraagd (1) „als wij beter op de hoogte waren geweest van de partijen, welke „Atjeh vóór het uitbreken van den oorlog van 1878 verscheurden, „en behendig onze tusschenkomst hadden weten aan te bieden, in stede „van op de reede te verschijnen om o. a. voldoening te vragen voor „eene beleediging, waaraan het meerendeel der hoofden geheel onschul dig was, waardoor bij dezen het denkbeeld werd opgewekt, dat wij „kwamen op aanstoken van den man, die op een van Z. M. oorlogs schepen passage had gekregen, ofschoon hij uitgeweken en ter dood „veroordeeld was?" Werd, in stede van dat, de partij van Abdoel Racliman niet van ons vervreemd, daar de schijn op ons rustte, dat wij kwamen om Panglima Tiban (diens voornaamsten tegenstander) hulp te verleenen, terwijl wij de partij van Panglima' Tiban terug stieten, door de pogingen van Toekoe Nek Radja, om met ons in aanraking te komen, met een ijskoude onverschilligheid te bejegenen? Zouden de zaken niet anders geloopen hebben, wanneer wij niet in onzen overmoed, zelfs zonder de komst der landmacht af te wach ten, en dus afziende van het voordeel van een eoup de main, de fout hadden begaan, om slechts 24 uren te stellen, ten einde eene zoo gewichtige quaestie als de erkenning onzer souvereiniteit, door een sedert eeuwen onafhankelijk volk, eene beslissing te nemen? Is het onjuist, dat toen wij de vijandelijkheden begonnen, de sultan met zijne rijksgrooten beraadslaagden over de voorwaarden, waarop onze souvereiniteit zoude kunnen worden erkend, zoodat, bij iets meer ge duld, wellicht zonder slag of stoot zou zijn verkregen, wat wij toen eischten (1) De Locomotief No. 258 van 1878.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 231