228
van „Onze vestiging in Atjeh" werd daaraan in 1878 ook door den
Heer Borel nog niet gedacht.
Hij zag in de proclamatie van 12 Februari 1874 alleen eene voor-
loopige aanvaarding van het opperbestuur; betwijfelde of men al
dadelijk eene volkomene annexatie van het rijk van Atjeh op het oog
had, en meende dat ons belang gebiedend vorderde, aan het onaf
hankelijk volksbestaan van Atjeh een einde te maken, en dat in geen
geval Atjeh meer als zelfstandige mogendheid mocht kunnen optreden
het moest onze suprematie erkennen, onzen wil opvolgen en onscha
delijk gemaakt worden. Maar met geen enkel woord sprak hij van
de aanvaarding van het opperbestuur als van eene fout.
Die aanvaarding kan dan ook niet de oorzaak geweest zijn, welke
den generaal P e 1 geleid heeft tot het verlaten van het door den
generaal Tan Swieten aangeprezen stelsel. Die oorzaak moet
elders gezocht worden, en wel in den regen van geschriften en dag
bladartikelen, waarin het verlaten van dat stelsel werd aanbevolen,
en aan welker drang het Pel onmogelijk was weerstand te bieden,
al kon ook zooals gedaan is met zekerheid voorspeld worden,
dat iedere verdere uitbreiding ons op veel grootere verliezen zoude te
staan komen, dan het eenvoudig bezet houden van de ingenomen positie,
die, zooals de Heer K. ten rechte aanmerkt, zoo sterk had kunnen
gemaakt worden, als men verlangde. Yan den inhoud dier geschrif
ten heb ik eenige staaltjes medegedeeld in het Indisch Militair Tijd
schrift N°. 12 van 1883. Waarschijnlijk echter is het meeste kwaad
gesticht door het stuk, den titel voerende„Wat moet er voor
Atjeh gedaan worden", en geteekend „Een Patriot", dat verscheen in
Het Vaderland van den 26sten October 1874.
Yolgens den generaal Booms in De Gids van Mei 1879, was de
schrijver „blijkbaar een deskundige, aan wiens artikel denkelijk
„meer aandacht zou zijn geschonken wanneer het onderteekend was."
Dat een Patriot een Brutus kan worden, leert de geschiedenis.
Is het daarom te gewaagd, te onderstellen, dat „Een Patriot" en
Br ut us, van welken laatsten de generaal Booms in een opstel
van den 12<ien Januari 1875 zegt: „ongetwijfeld een deskundige
„en vermoedelijk iemand, die in hoogen rang de tweede expeditie
maakte", slechts één persoon zijn? Zeker is het, dat aan het opstel