235 te zamen brengt, ze oprakelt tot ze in lichterlaaien gloed opvlammen, ontbreekt." In het slot van den brief uit Atjeh dd. 20 Mei 1880, No. 9, waar wordt ge sproken van de ontblooting van het terrein van militaire macht, en de vrees uitgedrukt, dat in de opgerichte koelie-kampong tusschen het nieuwe hospitaal en Kota Alam dientengevolge eveneens een moord zal worden aangericht zooals te Moesapi onder de Chineezen (14 op 15 Februari 1881), waar 4 Chineezen gedood en 9 gewond werden door een 30 a 40tal met geweren en donderbussen gewapende Atjehers. Onderzoek zonder resul taten. In de brieven uit Atjeh dd. 19 Juni 1880, N°. 12, en 26 Juni 1880, N°. 13, wordt eerst gezegd, dat ook tusschen Tjot Basatoel Atjehsche geest en vrijheidsgevoel zich niet schijnen te kunnen beteugelen en later ver haald, wat daar is voorgevallen, namelijk het aanvallen en gedeeltelijk afmaken van een wachtpost van zes man, waarvan slechts één ongedeerd ontkwam en de geweren verloren gingen. Daarbij, en 't is niet onbelang rijk tot kenschetsing van den toestand, voegde de schrijver het volgen de versje „Wilt ge Tjot Lepong bezoeken? „Ga gerust, mijn lieve man! (1) „Zelfs in afgelegen hoeken, „Is 't zoo veilig als 't maar kan." En evenmin is 't onbelangrijk te weten, dat de briefschrijver daarop laat volgen: „Ik ben er voor om 't Humoristisch Album voortaan maar 't Scirkas- tisch Album te noemen, en ik voor mij houd het er voor, dat de dichter „van het lofdicht een profetische bui heeft gehad, wat het aangehaalde „couplet betreft." In het schrijven uit Atjeh dd. 5 Juli 1880, N°. 14, waarin wordt melding gemaakt van drie militaire excursies op den 25sten Juni; het binnen brengen van twee verdachte Atjehershet aanvallen en verwonden van den luitenant Nijenhuis, en bij wijze van toespeling nogmaals het vorenstaande versje gedebiteerd. In de brieven dd. 7, 13 en 23 Juli, Nos. 15, 16 en 17, bijna geheel handelende over de affaires te Samalangan, vindt men weder het versje: „Ook in afgelegen hoeken, „Is 't zoo veilig als 'tmaar kan," (1) „Om getjientjangd" (in de pan gehakt) te worden, zoo luidt de noot, door den briefschrijver achter den 2en regel geplaatst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 246