248 wordt, door de posten, naar welke ze voert, luttel, gelijk nul, of zelfs negatief is, het gezond verstand voorschrijft, die posten te verlaten en eene meer afgeronde stelling te nemen, uit welke men desvereischt met de dientengevolge beschikbaar komende troepen, den vijand veel meer afbreuk kan doen. Consequent doorgaande, zegt de Heer K., zouden wij dan liever geheel Atjeh moeten verlaten. Zeker, wanneer 't niet anders kon en ons be staan als Koloniale Mogendheid er van afhing. Maar, zóó ver is 't nog met. Alleen moeten wij in Atjeh niet meer bezetten, dan onze krachten toelaten; d. w. z. niet meer dan kan geschieden, zonder ons totaal uit te putten. Dit, juist om te voorkomen, dat we eens geheel Atjeh zullen moeten prijsgeven. En daarom is het zaak, geen enkel punt te blijven bezettendat meer dan volstrekt noodig is tot die uitputting medewerkt. H. A. A-N.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 259