252 No. 4 van het Wetboek van Strafvordering spreekt, gelden. Op dezelfde wijze kan worden gehandeld met een getuigedie ver dacht wordt, der waarheid te kort te doen in zijne verklaringen, vóór officieren-commissarissen in het gerechtelijke onderzoek afgelegd. 3e. Het is meermalen voorgekomen, dat eene belangrijke verkla ring van een hoofdgetuige, die beklaagde's bekentenis of andere ge tuigenissen bevestigen en waarschijnlijk maken, uit geen ander ge schrift kan blijken als uit het proces-verbaal van voorloopig onderzoek daar die hoofdgetuige, alvorens hij in het gerechtelijke onderzoek kan worden gehoord, overleden is. In dit geval kan zijne getuigenis, in het voorloopige onderzoek afgelegd, als eene onbeëedigde getuigenis buiten eede kracht van bewijs hebben ingevolge art. 379, alinea 1, Wet boek van Strafvordering. In dit geval zullen op dezelfde wijze als sub No. 2 officieren-commissarissen, belast met het voorloopig onder zoek, als getuigen onder eede worden gehoord. Men ziet derhalve uit het boven ontwikkelde duidelijk, dat het voorloopige onderzoek wel eenig nut kan hebben. Doch wil het ook die waarborgen opleveren, zoo zal het onderzoek met de meeste nauwkeurigheid moeten geschieden, die noodzakelijk is voor het ver krijgen van alle gegevens, welke als wettig en overtuigend bewijs kunnen strekken, om beklaagde terecht schuldig te houden aan het feit, bij de klacht ten laste gelegd. Immers bij iedere goede rechtsbedeeling dient te voren met de meeste nauwgezetheid te worden onderzocht, of er voldoende wettige en overtuigende bewijzen rechtens bestaan, om een persoon gerechtelijk te doen vervolgen. In de burgerlijke strafrechtspleging zijn de voor loopige informatiënart. 41 en volg. Wetboek van Strafvordering, niet onbekend. Die voorloopige instructiën wij betoogden het reeds vroeger hebben ten doel het uitvinden van het ware corpus de licti, d. i. van het bestaan des misdrijfshet verzamelen van bouw stoffen tot de beslissing der vraag, of er genoegzame aanwijzingen omtrent den dader bestaan tot het verleenen van eenen rechtsingang (in den zin der militaire rechtspleging: tot het doen verwijzen naar den krijgsraad). Zoodra hiertoe genoegzame aanwijzingen van schuld aanwezig zijn, houdt die bedoeling op; eene voortzetting der voorloopige informatiën zou dan inderdaad niets anders als eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 263