258 Verklaaringen vooraf ingewonnen, en op 't papier gebracht worden." Zoo had in het Oud-Hollandsch recht geen rechterlijk onderzoek plaats zonder voorafgaande tusschenkomst der rechtbank. Overigens hebben de gerechtelijke informatiën van vroeger met de voorloopige informatiën van het hedendaagsche recht veel overeen komst, terwijl het verhoor van den beklaagde op vraagpunten ver vangen is door instructie, die uit het Fransche recht is overgenomen. Ten aanzien van de beide deelen van het onderzoek bij den rechter commissaris geeft eene vergelijking van het hedendaagsche recht met het Oud-Hollandsch recht deze slotsom: aan de voorloopige informa tiën bij den rechter-commissaris gaat niet langer eene admissie van de rechtbank vooraf, en de instructie in een geheel nieuw bestanddeel. Dat de verdeeling van het onderzoek bij den rechter-commissaris in voorloopige informatiën en instructie reeds in het Ond-Hollandsch recht bestond, is dus niet zonder voorbehoud aan te nemen. Steeds moet op de vele veranderingen gelet worden, die hierbij hebben plaats gehad. Wij hebben de meening van sommigen (cf: Handleiding ten gebrui- ke bij de uitoefening der Militaire Rechtspleging, door Mr. Yan der Hout, 3<lc uitgave, pag. 67) nooit goed kunnen begrijpen, die beweren, dat het voorloopig onderzoek niet bepaaldelijk tegen dezen of genen ■ptersoon gericht zoude zijn, doch een onderzoek zoude wezen of in het algemeen een misdrijf gepleegd zij, bestaande in het verzamelen van aanwijzingen betreffende het corpus delicti (d. i. het bestaan desmisdrijfs) en den vermoedelijken dader, ten einde, zoodra genoegzame aanwij zingen hieromtrent aanwezig zijn, eene instructie tegen een bepaalden persoon vóór officieren-commissarissen en den auditeur-militair en later voor den krijgsraad worde gevoerd. Maar hoe kan van eenig onderzoek naar eenig wettelijke overtreding of misdrijf sprake zijn, als de persoondie het feit gepleegd heeft, nog onbekend is? Dan blijft de zaak immers nog bij de politie, terwijl de rechter wacht tot dat een bepaald persoon als de beklaagde wordt aangewezen. Men begint immers ook al direct met een schriftelijke klacht op te maken, behelzende, zooals art. 7 R. L. voorschrijft, de reden of redenen waarom liet arrest geschied is, met de bijvoeging der bewijzen of aanwijzing der getuigen, daartoe betrekkelijk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 269