261 worde en op alles zich kunne verdedigendoch daarvoor is geen omslachtig verhaal noodig, bevattende de verklaringen van ieder ge tuige. Be klacht moet o. i zijn, wat door Legraverend, III, 370 over de dagvaarding wordt geleerd„l'exposé le plus simple, le plus naturel et en même temps le plus complet (kort en bondig) qui puisse être fait de 1'affaire". Van der LindenInd. Prakt., leert daar omtrent: „dat het genoeg is en voor het oogmerk voldoende, dat de expressie in dier voege bij de citatie geschiede, dat de beklaagde weten kan, over welk object hij staat gehoord te worden." De meening van sommigen, om het voorloopig onderzoek met het gerechtelijk onderzoek te doen samensmelten, zou in den regel bij de meeste misdrijven strijdig zijn met het rechtsbeginsel, dat niemand wegens misdrijf in rechten kan worden vervolgd, tenzij gewichtige be zwaren bestaan, om hem voor verdacht van eenige misdaad te beschou wen. Is in de gerechtelijke informaliën volgens de militaire rechts pleging het beginsel gehandhaafd, dat in het Oud-Hollandsch recht ten opzichte van de gerechtelijke informatiën gold, dan kan men ook bij het voorloopige of korps-onderzoek (art. 8 II. Lwaarvan de wijze, waarop het geschieden moet, nergens is voorgeschreven, eenigszins tot richtsnoer nemen het voorloopig onderzoek volgens het Oud-Hollandsch recht, waaraan wij het volgende ontleenen. Een gearresteerde, zoo lezen wij in art. 5 en volgende Van de manier van procecleeren in crimineele zaakendie gezegd wordt door een Bailluw of een schout-crimineel, of door Dienaars der Justitie of andere bevoegde Personen geapprehendeerd te zijn, zal door dezelve onverwijld moeten worden gebragt in de Residentie der Rechtbank, onder welke de plaats, waar die apprehentie is geschied, behoort en aldaar eerst in bewaaringe, doch zonder toegang, worden gesteld en ten verzoeke van den publieken Aanklager, bij deszelfs Rapport te doen, voor Commissarissen uit de Rechtbank of uit het Hof Depar tementaal, indien vermeent dat de zaak of persoon onder dezelfde Rechtsgebied behoort, en de apprehensie binnen de Residentie van't zelve Hof is geschied, kan 't zijn, geadsisteerd met een Minister, voorloopig gehoord om te vernemen wie hij is en of ook eenig abuis of exces bij deszelfs apprehensie heeft plaats gehadalsmede of hij beschonken is of nuchteren, praesent van geest of in een staat van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 272