- 263 auctoriseeren om die Persoon in Crimineele gevangenis te stellen. Hetzij hierbij opgemerkt, dat de apprehensiesteeds dan alleen geoorloofd, is wanneer men op lieeter daad (of in flagranti delicto) betrapt wordt; dat is nog bezig zijnde in het pleegen eener misdaad of de gevolgen van dien, of even na dien daad vlugfende of zich verbergende worden gevonden of ontdekt en agterhaald. Buiten dit geval mag geen „Burger of Inwooner der Bataafsche Republiek in verzekering genomen of gehouden worden dan op een Decreet van apprehensie ter zake eene misdaad waar hij de wet Lijfstraf is gesteld." Tot dusverre wat men volgens het Oud-Hollandsch recht onder voorloopige informatiën te verstaan hebbe, waaruit duidelijk blijkt, dat het voorloopige onderzoek een nauwkeurige en grondige in structie bevat. De „gerechtelijke Informatievolgens het Oud-Hollandsch recht, in beginsel nog overgebleven bij art. 39 en volgende der Militaire Rechtspleging, wenschen wij in een afzonderlijk opstel nader te be handelen. Een enkel woord blijft ons nog over ter bespreking der preventieve hechtenisin verband met het voorloopige onderzoek. Geheel anders als in het Oud-Hollandsch recht en de vigeerende bepalingen van het gemeene hedend.aagsche Recht, schrijft de Militaire Rechtspleging als algemeene regel voor, dat militairen beneden den rang van of ficier preventief in hechtenis zullen worden gesteldzoodra er termen zijn, om tegen hen een klacht op te maken. Die hoogst onrechtvaardige bepalingwelke eenmaal bestaat en als zoodanig wel moet worden opgevolgd(dubbel onrechtvaardig, omdat zij slechts de mindere militairen treftvoor welke exceptie weinig deugdelijke gronden bestaan), moet iederen commandeerenden officier tot ernstig nadenken leiden en eerst goed doen toeziendat het voorloopige onderzoek zoo nauwkeurig mogelijk worde gehouden, ten einde niet licht vaardig tot de preventieve gevangenis te besluiten en daartoe over te gaan. Gaat men van de stelling uitdat het gerechtelijke onderzoek het ivettige bewijs, dat in het voorloopige ontbreekt, zal aanvullen, dat wettig en overtuigend de schuld wel later zal worden bewezen, en handelt men naar deze zienswijze, dan pleegt men voorwaar een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 274