268
heeft voorbehouden, wanneer zij door militairen of die daartoe volgens
de wet gerekend worden te behooren, bedreven zijn, ter beoordeeling
en berechting van den burgerlijken rechter staan
Overwegende, dat als zoodanig ook moeten worden beschouwd de
overtredingen van de reglementen, regelende de wijze en de voorwaar
den, waaronder de Staat gewoon is dat middel te verpachten, althans
voor zooverre die overtredingen ten doel hebben, inbreuk op het aan
den pachter afgestaan monopolie te maken;
Overwegende, dat dus de krijgsraad onbevoegd is, om van dergelijke
overtredingen, door militaire personen begaan, kennis te nemen en
het Hoog Militair Gerechtshof, met vernietiging van 's krijgsraads
vonnis, alsnog die onbevoegdverklaring behoort uit te spreken;
Gelet op de hierboven aangehaalde wetsbepalingen en art. 50 van
's Hofs Provisioneele Instructie;
Rechtdoende
In naam en van wege den Koning!
Ontvangt het appèl;
Vernietigt het vonnis, waarvan appèl
En, doende wat de krijgsraad had behooren "te doen
Verklaart den krijgsraad onbevoegd om van de onderwerpelijke
zaak kennis te nemen;
Verwijst dezelve naar den bevoegden burgerlijken rechter;
Verstaat dat de kosten, op deze vernietiging gevallen, zullen komen
ten laste van den Lande.
Aldus gedaan en gesententieerd op heden Vrijdag den 14en De
cember 1883, bij enz.
Uit deze sententie en die dd. 21 September 1883, verbeterende
een vonnis van den krijgsraad te Makassar dd. 11 April 1883, blijkt,
dat het Hoog Militair Gerechtshof van Nederlandsch-Indië is terug
gekeerd tot zijne vroegere jurisprudentie. Bij eenige andere senten
ties toch werd dergelijke zaak beslist in tegengestelden zin.
Medegedeeld door
Metis.