YOEDING EN YOEDSEL
Het levende dierlijke (menschelijke) lichaam laat zich vergelijken
bij een brandende kachel. Het vuur moet gedurig gevoed worden
doet men het Diet, dan gaat de kachel uit en het dier sterft. Maar-
de hoeveelheid voedsel, die men aan het dierlijke lichaam moet
toevoeren, hangt af van de warmte, die er uitwendig aan wordt
onttrokken. Staat de kachel in een zorgvuldig gesloten vertrek
dan heeft men, om haar warm te maken, veel minder brandstof noodig,
dan wanneer zij buitenshuis en in een zeer lage temperatuur staat.
De kachel nu, die wij mensch noemen, moet op een temperatuur
worden gebracht van 38 graden, onverschillig waar zij zich bevindt,
hetzij dit te Groenland, Amsterdam of Batavia is. Hieruit volgt dus,
dat zij op de eene plaats veel meer brandstof zal noodig hebben,
dan op de andere. Die brandstof noemen wij voedsel.
De soortelijke warmte van de meeste onzer levensmiddelen is
grooter, dan die van ons lichaam. Doordien wij ze tot ons nemen
en zij in vleesch en bloed van het dierlijke (menschelijke) lichaam
overgaan, ontwikkelt zich warmte in dat lichaam.
In het algemeen wordt het voedsel onderscheiden in plantaardig
en dierlijk voedsel. Met opzet noemen wij allereerst het plantaardig
voedsel, omdat dit de hoofdbrandstof uitmaakt, want men mag het
opmerkelijk verschijnsel niet uit het oog verliezen, dat naarmate er
meer overvloed heerscht aan plantaardig voedsel, het dierlijke voedsel
ook minder wordt gebruikt. Onder het plantaardige voedsel komt
aan de broodplanten de hoogste plaats toe. Onder broodplanten
verstaat men zulke gewassen, die in de geheele plant of in sommige
deelen zulk een groote hoeveelheid meelstof bevatten, dat zij tot
voedsel voor den mensch kunnen dienen. De meelstof, het zetmeel
geheeten, is de stof, die de hoofdmassa van het brood uitmaakt,
behalve andere daarmede verbondene stoffen, zooals plantenlijm,
18