286 noemde stand zich hoofdzakelijk ook met plantaardig voedsel voedt, terwijl de meer bevoorrechte standen ruimer gebruik van dierlijk voedsel kunnen maken, dan wordt de oorzaak van dit verschijnsel duidelijk. Maar bepalen wij ons meer uitsluitend tot Indië, dan zien wij, dat de Inlander zich hoofdzakelijk voedt met rijst of sago, terwijl ook maïs en peulvruchten benevens sommige aardvruchten in sommige oorden of in sommige tijden van het jaar zijn hoofdvoedsel vormen. Dierlijk voedsel, als daar zijn vleesch, visch, melk of eieren, wordt slechts zelden en dan nog bij zeer geringe quantiteiten gebruikt. Toch blijkt deze voeding ruim voldoende voor de behoefte, want wie daaraan mocht twijfelen, behoeft slechts gewezen te worden op de enorme werkzaamheid, waartoe de Oosterling in staat is en die blijkt uit de onvermoeidheid in het loopen, zelfs met groote vrachten belast (koelies)uit de onafgebroken inspanning, die hij kan verdragen bij het roeien, iets wat voorzeker ieder, die het voorrecht van eenig langdurig verblijf op Borneo heeft gehad, wel bekend is terwijl ten slotte de tot verbazing dwingende werkzaamheid der mijn werkers op Banka en Billiton een sprekend voorbeeld is. Maar, en dit is een belangrijk feit, wij zien bij alles wat de Oosterling doet, hem nimmer zijn bedaardheid, nimmer zijn afgemetenheid verliezen. Zijn eigendommelijk aan een plantaardig voedsel gewend lichaam kent geen gejaagdheid, daar het behoefte heeft aan een kalme ademhaling. De Europeaan echter blijft in Indië de hem eigenaardige beweeg- Ijjkheid behouden, en, moge deze al eenigermate verminderen, zoo houdt dit ook gelijken trap met het mogelijk mindere gebruik van dierlijk voedsel. Slechts den Kleurling zien wij meer tot de geaard heid van den Inlander overgaan, maar opvallend gaat deze overgang ook weder gepaard met de gewijzigde voedingwant geen kleurling, van wat stand hij ook zijn moge en in welke omstandigheden hij zich ook bevinde, of hij zal voorliefde voor plantaardig voedsel hebben. Het is natuurlijk, dat de voedingswijze van den mensch invloed uit oefent op den toestand van zijn verteeringsorganen. Het régime van den Laplander zou den Javaan even slecht bekomen als genen het régime van dezen. Het is dus ook duidelijk, dat de in Indië komende Europeaan behoefte blijft gevoelen, zijn gewone voedingswijze te volgen, omdat zijn verteeringsorganen zich daarnaar hebben gevormd. Maar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 297